H3 §4 Kansen voor Gambia

§4 Kansen voor Gambia
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

§4 Kansen voor Gambia

Slide 1 - Diapositive

Wat is zuigelingensterfte?
A
Het aantal volwassenen wat sterft (per 1000 inwoners)
B
Het aantal kinderen dat sterft in de eerste 10 levenslaren (per 1000 inwoners)
C
Het aantal baby's dat in het eerste levensjaar sterft (per 1000 inwoners)
D
Het aantal inwoners wat sterft (per 1000 inwoners)

Slide 2 - Quiz

Hoe bereken je bevolkingsdichtheid?
A
Inwoners gedeeld door oppervlakte
B
Aantal geboortes - aantal sterftes
C
Immigranten - emigranten
D
Oppervlakte gedeeld door inwoners

Slide 3 - Quiz

De bevolking van Gambia is:
A
Ouder dan gemiddeld
B
Jonger dan gemiddeld
C
Ongeveer gemiddeld
D
Heel oud

Slide 4 - Quiz

Wat je moet kennen aan het einde van de les
  • Vertellen welke kansen Gambia heeft om zich te ontwikkelen
  • Uitleggen wat de voor- en nadelen zijn van arbeidsmigratie
  • Uitleggen wat het verschil is tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenleving

Slide 5 - Diapositive

Toerisme
Toerisme is belangrijk voor de economie van Gambia (25% van het bnp wordt verdiend aan toeristen)

Toeristen zorgen voor directe werkgelegenheid 
(zonder toerisme zal dat werk niet bestaan) en
indirecte werkgelegenheid

Slide 6 - Diapositive

Toerisme
Toerisme is belangrijk voor de economie van Gambia. 

Toeristenindustrie: ?

Slide 7 - Diapositive

Valt het beroep 'visser' onder toeristenindustrie?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Toerisme in Gambia levert zowel directe als indirecte werkgelegenheid. Leg uit wat het verschil hiertussen is en geef van elk een voorbeeld

Slide 9 - Question ouverte

Informele sector
Veel mensen in Gambia werken in de informele sector. 
Zwart verdienen

Slide 10 - Diapositive

Arbeidsmigranten
Inkomstenbron: Gambianen die in het buitenland werken en geld naar huis sturen (arbeidsmigranten). 
Vooral Nigeria, Senegal, V.S & V.K
Kenmerken: Vaak jong, Geschoolde (hoogopgeleide) werknemers zoals artsen en verpleegkundige.

  • Nadeel voor Gambia: Braindrain

Slide 11 - Diapositive

Ontwikkelingssamenwerking
Rijke landen helpen Gambia
- Vroeger ontwikkelingshulp: Rijke landen bepaalden de oplossingen voor problemen in Gambia (geld, voedsel)
- Tegenwoordig Ontwikkelingssamenwerking: meer gelijkwaardige partners, ontwikkelingsplannen van Gambia worden gesteund met advies en geld.

Steun van Donorlanden voorzichtig met zwakke staten. 
Nederlandse overheid steunt ontwikkelingsprojecten in Gambia via de VN.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Is dit een voorbeeld van noodhulp of structurele hulp
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 14 - Quiz

B244: Ontwikkelingssamenwerking
Ontwikkelingslanden krijgen hulp van rijke landen via hulporganisaties, bedrijven en regeringen.
-> Financiële hulp, voedselhulp, technische hulp, hulp in de   vorm van goederen.
-> ontwikkelingssamenwerking

Slide 15 - Diapositive

B244: Ontwikkelingssamenwerking
Noodhulp: 
-> Hulp om in leven te blijven
-> Hongersnood, natuurrampen, oorlog

Structurele- / duurzame hulp
-> Blijvende verbeteringen
-> Opleiden doktors, aanleggen waterleidingen, micro kredieten

Kritiek op ontwikkelingshulp
-> Afhankelijkheid
-> Geld komt verkeerd terecht


Slide 16 - Diapositive

Oefentoets paragraaf 4
5 vragen

Slide 17 - Diapositive

Wat betekend de afkorting BNP?
A
Bruto Nederlands Product
B
Bruto Nationaal Product
C
Bruto Nationale Productiviteit
D
Bruto Nederlandse Productiviteit

Slide 18 - Quiz

Arbeidsmigranten vertrekken uit een land voor werk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Wat is een Braindrain?
A
Hoog opgeleide mensen komen naar een land
B
Hoog opgeleide mensen verlaten een land
C
Mensen verlaten een land
D
Mensen komen naar een land toe

Slide 20 - Quiz

Noem het verschil tussen 'noodhulp' en 'structurele hulp'. Noem bij elk een voorbeeld.

Slide 21 - Question ouverte

Wat is de betekenis van BNP?
A
Hoeveel mensen komen naar een land (per jaar)
B
Uitgaven van een land (per jaar)
C
Hoeveel mensen een land verlaten (per jaar)
D
Inkomsten van een land (per jaar)

Slide 22 - Quiz

Zelfstandig aan het werk!
Ga zelfstandig aan de slag met je huiswerk, eerste 5 minuten stil, daarna fluisteren.
- Maken opdrachten: 2, 3, 6, 7

Eerder klaar?
- Werken aan je samenvatting voor de Toets
timer
5:00

Slide 23 - Diapositive