(1 sleepvraag, 4 open vragen, 17 meerkeuze vragen)
Heel veel succes!
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
SO H4 Stoffen
Maak gebruik van je Binas en rekenmachine.
De toets bestaat uit 22 vragen (26 pnt)
(1 sleepvraag, 4 open vragen, 17 meerkeuze vragen)
Heel veel succes!
Slide 1 - Diapositive
Mengel
1) Geef bij elke stof aan of het gaat om een mengsel of een zuivere stof.
Sleep naar het juiste vakje
Zuivere stof
Slide 2 - Question de remorquage
2) Er zijn verschillende manieren om stoffen te scheiden. Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij het scheiden van een mengsel met behulp van een filter?
Slide 3 - Question ouverte
3) Wanneer je een stof gaat scheiden, veranderen de moleculen.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
4) Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij indampen
A
dichtheid
B
kookpunt
C
oplosbaarheid
D
smeltpunt
Slide 5 - Quiz
5) Glycerol heeft een smeltpunt van 18 graden Celsius en een kookpunt van 290 graden Celsius. In welke fase bevindt Glycerol zich bij kamertemperatuur?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig
Slide 6 - Quiz
6) Isobutaan heeft een smeltpunt van -138 graden Celsius en een kookpunt van -12 graden Celsius. In welke fase bevindt Isobutaan zich bij kamertemperatuur?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig
Slide 7 - Quiz
7a)Wat is het kookpunt? b) Wat is het smeltpunt? c) Welke stof is het?
Slide 8 - Question ouverte
8) Wat gebeurt er met de temperatuur van een vloeistof als hij kookt?
A
De temperatuur daalt tijdens het koken
B
De temperatuur stijgt tijdens het koken
C
De temperatuur blijft gelijk tijdens het koken
Slide 9 - Quiz
9) Welke verband hebben de luchtdruk waarin water zich bevindt en het kookpunt van water met elkaar?
A
Het kookpunt wordt lager als de luchtdruk stijgt
B
Het kookpunt wordt hoger als de luchtdruk stijgt
C
Het kookpunt blijft gelijk als de luchtdruk stijgt
Slide 10 - Quiz
10) In afbeelding zie je een jerrycan met waterstofperoxide. Welke gevarensymbolen zie je op de jerrycan staan?
Slide 11 - Question ouverte
11) Vincent en Tom zeggen beiden iets over het opruimen van waterstofperoxide. Wie heeft er gelijk Vincent zegt: “Als er nog een klein beetje waterstofperoxide is, mag je dat door de gootsteen weggooien. Tom zegt: “Als er nog een beetje waterstofperoxide over is, moet je dat behandelen als chemisch afval.”
A
Vincent
B
Tom
Slide 12 - Quiz
12) Welke zin is een P-zin?
A
Tegen vocht beschermen
B
Vat spontaan vlam bij blootstelling aan lucht
C
Dodelijk bij inademen
D
Instabiele ontplofbare stof
Slide 13 - Quiz
13) In de afbeelding zie je een werknemer van een fabriek die vaten met chemicaliën vult. Noem twee beschermende maatregelen die de werknemer gebruikt.
Slide 14 - Question ouverte
14) Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
corrosief (bijtend)
B
irriterend
C
toxisch (giftig)
D
milieugevaarlijk
Slide 15 - Quiz
15) Jorike vraagt de verkoper met welk schoonmaakmiddel ze de metalen spoelbak moet schoonmaken. Volgens de verkoper mag het middel niet corrosief zijn. Welk van de volgende pictogrammen geeft aan dat een stof corrosief is?
A
B
C
D
Slide 16 - Quiz
16) Er zijn diverse soorten chemische reacties. Eén voorbeeld hiervan is de vorming van koolstofdioxide en ethanol uit glucose. Wat is het juiste reactieschema van deze reactie?
A
koolstofdioxide + ethanol → glucose
B
koolstofdioxide → ethanol + glucose
C
glucose →
koolstofdioxide + ethanol
D
glucose + koolstofdioxide → ethanol
Slide 17 - Quiz
17) Een andere chemische reactie is het ontstaan van roest als ijzer reageert met zuurstof en water. Wat is het juiste reactieschema van deze reactie?
A
ijzer + zuurstof → roest + water
B
ijzer + water → roest + zuurstof
C
ijzer + zuurstof + water → roest
D
ijzer → zuurstof + water + roest
Slide 18 - Quiz
18) Welk voorbeeld is een chemische reactie?
A
Branden van hout.
B
Smelten van ijs.
C
Mengen van water en zout.
D
Het kapot vallen van een glas.
Slide 19 - Quiz
19) Welke van de reacties is een juiste verbrandingsreactie van methaan?
A
Water + methaan -> koolstofdioxide + zuurstof
B
methaan + zuurstof -> koolstofdioxide + water
C
methaan ->
koolstofdioxide + water
D
koolstofdioxide + water -> Methaan
Slide 20 - Quiz
20) Wat is een ontledingsreactie?
A
Een reactie met zuurstof
B
Reactie met één beginstof en meerdere reactieproducten
C
Een verbranding
D
Reactie met meerdere beginstoffen en één reactieproduct
Slide 21 - Quiz
21) Wanneer er brand onstaat kan de brandweer met schuim blussen. Welk onderdeel uit de branddriehoek probeer je met behulp van schuim blussen weg te halen.