Werken en oefenen met Facet

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Nederlands 

Voorbereiding centraal examen

Lezen en Luisteren

Doelstelling 

Aan het einde van deze les: 

*  Is jullie voorkennis geactiveerd over tekstdoelen

*  Herken je de verschillende tekstvormen en bijbehorende doelen

www.ad.nl

Wat is het tekstdoel van de website die je zojuist zag?

1. Amuseren
2. Overtuigen
3. Informeren
4. Activeren

Wat is het doel van deze tekst?

1. Informeren
2. Activeren
3. Instrueren
4. Overtuigen

Wat is het doel van deze tekst?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. Activeren

Wat is het doel van deze tekst?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. Amuseren

Theorie

begrippen

Tekstdoelen

De schrijver wil:	Tekstdoel:	Voorbeeld
vermaken	amuseren	stripverhaal, grappig stukje, thriller
Dat je iets te weten komt	informeren	nieuwsbericht, voorlichting, folder
Zijn mening geven	overtuigen/overhalen	reactie op een website, ingezonden brief
Dat je iets gaat doen	activeren	reclame
Zeggen hoe iets moet	instrueren	gebruiksaanwijzing

Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?

Activeren

Amuseren

Instructie geven

Informeren

Overtuigen

Hoofd- en bijzaken

Niet alle informatie in een geschreven of gesproken tekst is even belangrijk. Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noem je hoofdzaken. Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. Minder belangrijke informatie noem je bijzaken.

- Hoofdzaken --> meestal aan het begin of aan het eind van een tekst/alinea. Denk aan feiten of eigenschappen van het onderwerp. (Samenvatting)

- Bijzaken --> Voorbeelden en extra uitleg zijn bijzaken. Ze maken de tekst helderder of leuker. Bijzaken kun je weglaten.

HOOFDZAKEN

- meestal aan het begin of het einde

- feiten, jaartallen of eigenschappen

Samenvatting:

alleen hoofdzaken opschrijven

                      

                        BIJZAKEN

  - extra uitleg en voorbeelden

 - maken de tekst leuker, 

    duidelijker en beter te begrijpen

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

________________

1. Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
2. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
3. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
4. Alle leerlingen hebben de boswachter geholpen

Onderwerp van de tekst

Daar waar de tekst over gaat in 1, 2 of 3 woorden.

Hoofdgedachte van een tekst

De hoofdgedachte is altijd een (of 2) complete zin. 

Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst.

Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

WAAR

NIET WAAR

Elke tekst heeft een onderwerp

Het onderwerp van een tekst gaat over de hele tekst.

De hoofdgedachte is een samenvatting van de tekst in één zin.

In de hoofdgedachte komt altijd het onderwerp voor

Tekstverbanden

Wat valt je op als je beide teksten vergelijkt?

Tekstverbanden

Sleep de signaalwoorden naar de juiste tekstverbanden.

Voorbeeld

Tegenstelling

Oorzaak gevolg

Chronologie

daardoor

maar

neem nou

hoewel

eerst

onder andere

doordat

dat kwam door

vroeger

echter

Facet

oefenen.facet.onl

Zelfstandig werken

Wat?                         MBO Nederlands 3F 2019-2020 voorbeeldexamen_oefen

                                    Tekst "Scholen moet" met de 10 bijbehorende vragen

Hoe?                         Individueel of in 2-tallen 

Hulp?                        Eerst buurman/buurvrouw, dan docent

Tijd?                          Ongeveer 20 minuten

Klaar?                       Oriënteer je verder in het programma of maak de 0-meting af in Taal Integraal

Wat vonden jullie van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Goed gedaan en tot de volgende keer!