6.1 herhalen, start 6.2 (3TL)

Deze les
- Herhalen van de vorige les,
- Stukje uitleg wat vraag en aanbod betekent
- Maken van de opgaven

-> Weektaak is maken de opgaven van p6.1 en p6.2 = 1t/m 22 (stuur een foto van het gemaakte huiswerk)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Deze les
- Herhalen van de vorige les,
- Stukje uitleg wat vraag en aanbod betekent
- Maken van de opgaven

-> Weektaak is maken de opgaven van p6.1 en p6.2 = 1t/m 22 (stuur een foto van het gemaakte huiswerk)

Slide 1 - Diapositive

Doelen deze les/week
- Ik kan benoemen wat bedrijven nodig hebben om te produceren
- Ik kan uitleggen hoe een bedrijf waarde toevoegt aan een product
- Ik kan uitleggen van wie de vraag en het aanbod komt bij producten

Slide 2 - Diapositive

Vergoeding voor de productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
huur, rente
loon
pacht
winst

Slide 3 - Diapositive

In het verleden was het kanobedrijf arbeidsintensief
Arbeidsintensief:
bedrijven met hoge arbeidskosten, omdat de productie daar vooral tot stand komt door menselijke arbeid (vaak dienstverlenende bedrijven).
Arbeidsintensief of kapitaalintensief?
Tegenwoordig is het kanobedrijf kapitaalintensief
Kapitaalintensief:
bedrijven die in verhouding veel gebruik maken van kapitaalgoederen. Zij hebben ook hoge afschrijvingskosten.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

                                                    Bedrijfskolom 
Iedere stap in de bedrijfskolom zorgt er voor dat er een waarde wordt toegevoegd. De toegevoegde waarde.

Van oerproducent naar consument

Slide 6 - Diapositive

Wat is de toegevoegde waarde in euro's van de scooterfabriek?

Slide 7 - Question ouverte

Concrete markt
(Je kunt er naar toe)
Abstracte markt
(het geheel van vraag en aanbod)

Slide 8 - Diapositive

Abstracte markt vs Concrete markt
Abstracte markt = Het geheel van vraag naar en aanbod van een product.



Concrete markt = Een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld.

Slide 9 - Diapositive

De zuivelmarkt is
A
een abstracte markt
B
een concrete markt

Slide 10 - Quiz

VRAAG en AANBOD

Slide 11 - Diapositive

Vraag
  • Vraag = de hoeveelheid die consumenten van een bepaald product willen kopen
  • Vraag wordt beïnvloed door: Smaak, inkomen van de consument, etc.)

Slide 12 - Diapositive

Vraag in de grafiek
Belangrijk voor de vraag is de prijs:
  • Hoge prijs --> Weinig vraag
  • Lage prijs --> Veel vraag

Slide 13 - Diapositive

Aanbod
AANBOD: De hoeveelheid die een producent van een product wil verkopen.

Belangrijk voor de grootte van het aanbod:
prijs van het product, kennis, ervaring, gereedschap, aantal werknemers in het bedrijf.

Slide 14 - Diapositive

Aanbod in de grafiek
Belangrijk voor het aanbod is de prijs:
  • Hoge prijs --> Veel aanbod
  • Lage prijs --> Weinig aanbod

Slide 15 - Diapositive

Vraag groter dan aanbod
Vraag en aanbod zijn niet altijd hetzelfde

Als de vraag op een dag groter is dan het aanbod, 
dan gaat de prijs omhoog, 
aanbieders verkopen hun producten dan toch wel.



Slide 16 - Diapositive

Aanbod groter dan vraag 
Aanbod kan ook groter zijn dan de vraag.

Dan krijgen verkopers niet alle producten verkocht.

Wat zullen verkopers dan met de prijs doen?

Slide 17 - Diapositive

Vraag en aanbod bij elkaar
Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt. 

bv: alle vraag en aanbod van             bloemen bij elkaar noemen         we de markt voor bloemen.

Slide 18 - Diapositive

Vraag en aanbod aan elkaar gelijk?
- Wat is de evenwichtsprijs

- Wat is de evenwichtshoeveelheid?

Slide 19 - Diapositive

Vraag en aanbod aan elkaar gelijk?
- Wat is de evenwichtsprijs
€ 6,-

- Wat is de evenwichtshoeveelheid?

Slide 20 - Diapositive

Vraag en aanbod aan elkaar gelijk?
- Wat is de evenwichtsprijs
€ 6,-

- Wat is de evenwichtshoeveelheid?
= 800

Slide 21 - Diapositive

Wat gebeurt er met de prijs als de vraag toeneemt en het aanbod gelijk blijft?

A
de prijs blijft gelijk
B
de prijs daalt
C
de prijs stijgt

Slide 22 - Quiz

Aan het werk
- Maken deze week de opgaven 1 t/m 22 van p6.1 en 6.2
- Tijd om vragen te stellen

Slide 23 - Diapositive