Via Vooraf thema 3 hoofdstuk 2: spelling en grammatica

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Wat ga je vandaag leren?

* Ik weet wat werkwoorden zijn

* Ik kan werkwoorden uit een zin halen

Eerst een korte herhaling

Lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en een bijvoeglijk naamwoord....wat zijn dit ook al weer?

Lidwoorden

Zelfstandig naamwoord

• Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding.
• Je kunt een zelfstandig naamwoord meestal in het meervoud zetten.
• Je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
• Je kunt er meestal een lidwoord voorzetten.

Bijvoeglijk 

naamwoord (bnw)

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.

Voorkennis: 

Wat zijn de werkwoorden van de volgende zinnen?

1: De pen ligt op het bureau van de Juf.

2: Wij moeten allemaal lachen om de grap.

3: De vogels eten het voedsel op.

Werkwoorden (doe-woord)

Deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat.
Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten.

ik loop

hij/ zij loopt

wij lopen

zij lopen

Wat zijn werkwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?

1. snapt
2. de
3. leerling
4. slimme

Even oefenen

1. We lezen de tekst eerst samen

2. Markeer alle werkwoorden in de tekst.

3. Lees de tekst nu zelf

4. Schrijf 10 werkwoorden op die in de tekst staan

5. Kun je er nog meer noemen?

Aan de slag!

1. Maak de opdrachten van blz. 84 en 85

2. Maak de opdrachten van blz. 77 t/m 81

3. Hierna gaan we 

de opdrachten bespreken