Signaalwoorden AG23 17 februari

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Nieuw lesdoelen
- Paragraaf 6.6
Ik kan signaalwoorden en de bijbehorende tekstverbanden herkennen. 
- Ik doe meer kennis op over de werking van algoritmes.

Slide 3 - Diapositive

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 4 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

OPSOMMEND VERBAND

Slide 7 - Diapositive

Ik heb goed geleerd voor de toets. Eerst heb ik woordjes geleerd en de zinnen heb ik geoefend. Ook heeft moeder me overhoord.

De zinnen zijn met elkaar verbonden. 
Aan de woordjes EERST, EN en OOK kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er wordt namelijk iets opgesomd.
Dit noem je een OPSOMMEND verband

Slide 8 - Diapositive

TEGENSTELLEND VERBAND

Slide 9 - Diapositive

Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.

De zinnen zijn met elkaar verbonden.
Aan het woordje MAAR kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er zit namelijk een tegenstelling in.
Dit noem je een TEGENSTELLEND verband

Slide 10 - Diapositive

TOELICHTEND VERBAND

Slide 11 - Diapositive

Het hotel is ook geschikt voor jonge kinderen. Denk aan een kinderopvang en een grote speeltuin.

Tussen de zinnen is een verband. 
Aan de woorden DENK AAN kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er wordt namelijk iets toegelicht.
Dit noem je een TOELICHTEND verband

Slide 12 - Diapositive

Concluderend verband
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.

Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 13 - Diapositive

Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 14 - Diapositive

Oorzakelijk verband
toont aan waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil om).


Doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Aan de slag
Filmpje algoritmes

Maken 6.2 D: tekst over algoritmes

 


Slide 17 - Diapositive