2.8 Spelling 1

  • Goedemiddag

  • Lesboek, Ipad en etui op de hoek van je tafel.
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

  • Goedemiddag

  • Lesboek, Ipad en etui op de hoek van je tafel.

Slide 1 - Diapositive

2.8 Spelling
  • Hoofdstuktoets op 27 november gaat over de paragrafen

  • 2.3 Lezen 
  • 2.5 Woorden
  • 2.7 Grammatica
  • 2.8 Spelling

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Leertekst Telwoord (blz. 152) en maak opdracht 15 (blz. 153)
Antwoorden:
eerste  - rtw                     vierde - rtw
drie - htw                           veel - htw
tweede - rtw                     vier - htw
33 - htw                               één - htw
twee htw

Slide 3 - Diapositive

2.8 Spelling
In deze paragraaf:
• hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt;
• hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee;

Slide 4 - Diapositive

2.9 Spelling
Leertekst: persoonsvorm in de verleden tijd blz. 157

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden.
Bij een sterk werkwoord verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet.
Je schrijft de verleden tijd zoals je hem hoort.

Hij zwemt naar de overkant.  - Hij zwom naar de overkant.
Mijn vader loopt naar huis      - Mijn vader liep naar huis
Jullie spreken wat af.                 - Jullie spraken wat af.



Slide 5 - Diapositive

2.9 Spelling
Leertekst: persoonsvorm in de verleden tijd blz. 157

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden.
Bij een zwak werkwoord verandert de klank niet als je de pv in de verleden tijd zet.
Je schrijft in de verleden tijd +te (n) of +de(n) achter de ik-vorm.

Hij rent naar zijn huis.                        -  Hij rende naar zijn huis.
Mijn broer brandt zijn vingers         - Mijn broer brandde zijn vingers.
Jullie praten abest veel in de klas.  - Jullie praatten best veel in de klas.



Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maken opdracht 4c, 5a, 6a en 7 (158-159)

Lees leertekst Meervoud op -iën, ieën en -eën (blz. 160)
en maak opdracht 8 (blz. 160)

Slide 7 - Diapositive

2.9 Spelling
Leertekst: Meervoud op -iën, -ieën en -eën

Sommige zelfstandige naamwoorden eindigen op -ie of -ee
Voor het meervoud gebruik je dan een trema: dat zijn twee puntjes op een letter. 
Er komt +ën achter het enkelvoud
  • Als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt.        zee – zeeën,  idee – ideeën
  • Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt          therapie - therapieën
Er komt een trema op de e
  • Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt  olie - oliën, bacterie - bacteriën

Slide 8 - Diapositive

2.8 Spelling
  • Oefen op je Ipad
  •  paragraaf 2.5 Woorden oefenen met 'Test jezelf' of
      paragraaf 2.7 Grammatica oefenen met 'test jezelf'. 
      paragraaf 2.8 Spelling oefenen met 'test jezelf'. 

Slide 9 - Diapositive

Afspraken over lezen
  • Start van de les begin je met 10
     minuten lezen in je boek.
  • Daarna boek op de hoek van je
     tafel.
  • Aan het einde van de les zet je het
     boek netjes terug in de kast.

Slide 10 - Diapositive