Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Week 2
Slide 1 - Diapositive
wat weet je nog van de vorige les?
Slide 2 - Carte mentale
Deze les
Klascode Lessonup invoeren
Vorige les?
Vergroten met een camera
Herhalen tekenregels
Oefenen met een boon
Afsluiten
Slide 3 - Diapositive
Klascode 1BKA
jexqq
Slide 4 - Diapositive
Klascode 1BKB
oqvca
Slide 5 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt de onderdelen van een bruine boon noemen met hun kenmerken en functies
Je kunt een tekening maken van een organisme
Slide 6 - Diapositive
welke levensverschijnselen ken je?
Slide 7 - Carte mentale
Is deze tekening schematisch of natuurgetrouw?
A
natuurgetrouw
B
schematisch
Slide 8 - Quiz
A
Deze tekening is natuurgetrouw
B
Deze tekening is schematisch
Slide 9 - Quiz
A
Dit is een buitenaanzicht van een ui
B
Dit is een dwarsdoorsnede van een ui
C
Dit is een lengtedoorsnede van een ui
D
Dit is een binnenaanzicht van een ui
Slide 10 - Quiz
Bouw van een zaad
Uit een zaad kan een nieuwe plant groeien, omdat deze bestaat uit een kiempje en uit voedsel voor het kiempje.
Slide 11 - Diapositive
Bruine bonen
Vorige week hebben we geleerd hoe we een tekening moesten maken. Hierbij hebben we onderscheid gemaakt tussen een schematische en een natuurgetrouwe tekening.
Slide 12 - Diapositive
Wat is het verschil tussen een schematische en een natuurgetrouwe tekening?
Slide 13 - Question ouverte
Vergroten
Om een organisme goed te kunnen bekijken gebruiken ze in de biologie een loep of een microscoop.
Een loep is een vergrootglas (10x vergroot).
Een microscoop kan meer dan 100x vergroten.
Slide 14 - Diapositive
De bouw van een zaad
Een bruine boon bestaat uit 4 onderdelen:
Zaadhuid
Hartvormig bultje
Navel
Poortje
Slide 15 - Diapositive
De bouw van een zaad
Zaadhuid = Een stevige bruine vlies dat het zaad beschermt
Hartvormig bultje
Navel = Plaats waarbij het zaad heeft vastgezeten aan moederplant
Poortje = opening in de zaadhuid, waarmee zaad water kan opnemen
Slide 16 - Diapositive
Opdracht: Maak een natuurgetrouwe tekening van het buitenaanzicht van de tuinboon
Slide 17 - Diapositive
Doorsnede
De vorige les hebben we het gehad over een dwarsdoorsnede en een lengtedoorsnede.
Slide 18 - Diapositive
Binnenkant van een zaad
De binnenkant van een zaad bestaat uit een zaadlob en een kiem(plantje).
Het kiemplantje bestaat uit een wortel, stengel en blaadjes.
Slide 19 - Diapositive
Binnenkant van een zaad
5/6 samen. Kiem(plantje):
In het zaad zit een kiem.
Bij de kieming van het zaad ontstaat uit de kiem een plantje.
7. Zaadlobben: deze bevatten het reservevoedsel.
Slide 20 - Diapositive
Kieming
In de zaad zit een kiem. Wanneer er uit het kiem een klein kiemplantje groeit spreek je over kieming.
Bij de kieming van een bruine boon komt eerst het worteltje van de kiem naar buiten en daarna het stengeltje.
Slide 21 - Diapositive
Opdrachten Werkboek BS 3
Teken een bruine boon = teken een tuinboon
Slide 22 - Diapositive
Door dit onderdeel neemt de bruine boon water op
Slide 23 - Question ouverte
Wat is de naam van onderdeel 3?
Slide 24 - Question ouverte
Wat is de naam van onderdeel 2?
Slide 25 - Question ouverte
Het reservevoedsel voor een kiemplantje zit in...
A
de zaadlobben
B
de zaadhuid
C
de kiem
D
de wortel
Slide 26 - Quiz
Wat is onderdeel 6?
Slide 27 - Question ouverte
Wat is de functie van de zaadhuid?
A
Geeft kleur aan de boon
B
Hierdoor kan er water bij de boon komen
C
Beschermt het zaad
Slide 28 - Quiz
Lees basisstof 4
Maak opdracht 10 + 11 (in je werkboek)
Klaar?
- Herhaling: bekijk het filmpje in de online methode bij opdracht 10
- Verdieping: probeer of je de grafiek ook in excel kan maken. Gebruik dit filmpje om te leren hoe je dat moet doen
Lees nu zelfstandig basisstof 4 over Tabellen en grafieken maken (op je studiewijzer staat het leerdoel)
Maak daarna de opdrachten van Basisstof 4
Slide 29 - Diapositive
Extra oefening nodig?
Slide 30 - Diapositive
https:
Slide 31 - Lien
Extra informatie voor VWO:
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Vidéo
Kieming vindt plaats als de condities juist zijn. Noem 2 condities die aanwezig moeten zijn voor zaden om te kiemen.