1e klas Theorie + opdrachten Psv + Bzv

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst meestal naar één of meer personen/ voorwerpen/ zaken.

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord 
Als je twijfelt of iets een PSV is, dan kun je het woordje waarover je twijfelt vervangen door een naam. Lukt dit? Dan is het een PSV.

Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 
(Mauro) heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 

Slide 4 - Diapositive

Wat is/ zijn de psv's?
Op de fruitschaal ligt het appeltje dat je wilde meenemen.

Slide 5 - Question ouverte

Noteer de psv's:
Jullie bootje botste net tegen dat van mij.

Slide 6 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord BZV
Geeft een bezit aan, dus van wie iets is. 
Staat altijd vóór 
het woord waar het
bij hoort.

Slide 7 - Diapositive

LET OP!
Let op het verschil in de volgende zinnen!

Dat is mijn telefoon. (bzv)
Is die telefoon van mij? (psv)

Slide 8 - Diapositive

Noteer de bzv's:
Zij heeft haar broer een nieuwe telefoon gegeven.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer de bzv's:
Ons huis is vorige week eindelijk verkocht aan mijn beste vriend.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

PSV of BZV?

zijn (Is dat zijn eigen Ipad?)
A
psv
B
bzv

Slide 12 - Quiz

PSV of BZV?

De rode fiets is van hem.
A
psv
B
bzv

Slide 13 - Quiz

PSV of BZV?

me (Hij ziet me.)
A
psv
B
bzv

Slide 14 - Quiz

PSV of BZV?

zij (Zij is verliefd)
A
psv
B
bzv

Slide 15 - Quiz

PSV of BZV?

zijn (Is dat zijn Ipad?)
A
psv
B
bzv

Slide 16 - Quiz

Wat is het BZV in de zin:
Mijn zusje fietst naar school.
A
Zusje
B
Mijn
C
School
D
Fietst

Slide 17 - Quiz