Maandag 19 september 2022

Maandag 19 september 2022
08.30 - 09.20 uur 
Sport

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.40 - 10.10 uur 
Woordenschat
Nieuwe woorden thema "Wonen"
12.40 - 13.30 uur 
Woordenschat thema "wonen" Nog extra 5 woorden
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Begrijpend lezen- "The former Queen"
10.30  - 11.00  uur  
Verder met woordenschat thema "Wonen"
11.00 - 12.10 uur
Disk- Zelfstandig werken
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
ANT2+Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Maandag 19 september 2022
08.30 - 09.20 uur 
Sport

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.40 - 10.10 uur 
Woordenschat
Nieuwe woorden thema "Wonen"
12.40 - 13.30 uur 
Woordenschat thema "wonen" Nog extra 5 woorden
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Begrijpend lezen- "The former Queen"
10.30  - 11.00  uur  
Verder met woordenschat thema "Wonen"
11.00 - 12.10 uur
Disk- Zelfstandig werken

Slide 1 - Diapositive

Sport

We gaan lekker sporten

Slide 2 - Diapositive

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 3 - Diapositive

gigantisch
  • heel erg groot;
  • heel erg veel;
  • ander woord: enorm
  • Zin: De rommel in zijn kamer is gigantisch! Hij is nog lang niet klaar met opruimen.

Slide 4 - Diapositive

begroeten
  • wat je zegt tegen iemand bij aankomst of als iemand ontmoet;
  • In elke cultuur kan het begroeten anders zijn;
  • werkwoord: ik begroet, hij begroet, wij begroeten
  • Zin: Ik begroet mijn vriend, omdat ik hem al lang niet heb gezien.

Slide 5 - Diapositive

de omgeving
  • het gebied rond iets of iemand;
  • waar je bent;
  • zin: In mijn omgeving zijn veel flatgebouwen.

Slide 6 - Diapositive

het lawaai
  • hard en vervelend geluid;
  • veel geluid;
  • doet vaak pijn aan je oren.
  • Zin: De leerlingen praten allemaal heel hard door elkaar. Wat een lawaai in de klas!

Slide 7 - Diapositive

tijdelijk
  • iets wat alleen voor een bepaalde tijd is;
  • niet voor altijd
  • zin: Deze winkel is tijdelijk gesloten. Volgende week is de winkel weer open.

Slide 8 - Diapositive

In mijn geboorteland, begroeten de mensen elkaar op deze manier:

Slide 9 - Question ouverte

In welke zin is het woord
(het) lawaai
goed gebruikt?
A
Als ik goed luister, hoor ik niets. Wat een lawaai!
B
De leerlingen zijn aan het werk. Ze praten zachtjes met elkaar. Wat een lawaai!
C
De man en vrouw praten met hun kindje. Wat een lawaai!
D
De mensen schreeuwen tegen elkaar. Wat een lawaai!

Slide 10 - Quiz

Het leukste van mijn omgeving, vind ik...............

Slide 11 - Question ouverte

In welke zin is het woord
gigantisch
goed gebruikt?
A
De muis is gigantisch groot.
B
De kat is gigantisch groot.
C
De olifant is gigantisch groot.

Slide 12 - Quiz

Maak een zin met het woord:
tijdelijk

Slide 13 - Question ouverte

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 14 - Diapositive

Je kan mij ............. even niet bellen. Ik ben met andere mensen aan het praten.

Slide 15 - Question ouverte

De eskimo's ........... elkaar door met de neuzen tegen elkaar te gaan. Zo zeggen zij hallo.

Slide 16 - Question ouverte

Wat een ...............! Ik kan mijn moeder niet horen praten door de harde muziek.

Slide 17 - Question ouverte

Ik heb echt ................. veel geld. Ik ben rijk!

Slide 18 - Question ouverte

In mijn...................is veel te zien: mooie huizen en een park.

Slide 19 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: gigantisch, begroeten, het lawaai, de omgeving, tijdelijk

Slide 20 - Diapositive

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 21 - Diapositive

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk Wonen

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 22 - Diapositive

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 23 - Diapositive

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 24 - Diapositive

de poster
  • een groot stuk papier met een afbeelding om aan de muur te hangen
  • meervoud: posters
  • Zin: Op de muur in mijn slaapkamer hangt een poster van Ronaldo
  • Zin: Wij hebben geen posters aan de muur in de klas.

Slide 25 - Diapositive

prutsen
  • iets niet goed en op een rommelige manier doen
  • iets op een onhandige manier doen = knoeien
  • prutste, heeft geprutst
  • Zin: Ze zat eerst een hele tijd te prutsen, voor het eindelijk lukte.
  • Zin: Hij heeft heel erg geprutst, het ziet er niet goed uit.

Slide 26 - Diapositive

terugvinden
  • iets weer vinden nadat je het kwijt was
  • vond terug, heeft teruggevonden
  • iemand vindt iets terug
  • Zin: Mevrouw Femke heeft haar sleutels weer teruggevonden.
  • Zin: De hond vond zijn huis weer terug.

Slide 27 - Diapositive

het uitzicht
  • dat wat je kunt zien vanaf een bepaalde plaats
  • de kans om in de toekomst iets te krijgen = het perspectief
  • Zin: Hij kocht het huis vanwege het mooie uitzicht op de bergen.
  • Zin: Zij heeft uitzicht op een vaste baan bij het bedrijf.

Slide 28 - Diapositive

verspreiden
  • zorgen dat iets op verschillende plaatsen komt
  • verspreidde, heeft verspreid
  • zich over een bepaald gebied verdelen
  • Zin: Het dode dier verspreidde een vieze lucht.
  • Zin: De agenten verspreidden zich over het park om het kind te zoeken.

Slide 29 - Diapositive

..... ................. boven op de berg is heel erg mooi

Slide 30 - Question ouverte

In welke zin wordt het woord
verspreiden
goed gebruikt?
A
overal iets
B
overal niets
C
bij elkaar
D
op 1 plaats

Slide 31 - Quiz

Waar wordt het woord "prutsen" goed gebruikt?
A
iets rommelig doen
B
iets netjes doen
C
iets goed doen
D
iets niet goed doen

Slide 32 - Quiz

Waar wordt het woord "terugvinden" goed gebruikt?
A
iets vinden wat je al had
B
iets hebben wat je kwijt bent
C
iets vinden wat je kwijt was

Slide 33 - Quiz

Zoek een foto van een mooie poster.

Slide 34 - Question ouverte

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 35 - Diapositive

Vanuit mijn slaapkamer heb ik .............. over het weiland.

Slide 36 - Question ouverte

Wij moeten ons ......................, anders staan we te dicht bij elkaar.

Slide 37 - Question ouverte

Ik was mijn portemonnee kwijt, maar ik heb hem weer .........................

Slide 38 - Question ouverte

Op .... ................. die in de klas hangt, staan allemaal bomen.

Slide 39 - Question ouverte

Je bent aan het ..................... , het ziet er niet netjes uit.

Slide 40 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de poster, prutsen, terugvinden, het uitzicht en verspreiden

Slide 41 - Diapositive

Begrijpend Lezen
  • We gaan samen de leestekst lezen
  • Daarna gaan we de vragen beantwoorden

Slide 42 - Diapositive