Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 1: Zakgeld en inkomen
Voorbereiding op de toets
Slide 1 - Diapositive
Paragraaf 1: Inkomsten in soorten
Slide 2 - Diapositive
Inkomsten in geld
Inkomsten in natura
Slide 3 - Question de remorquage
Lou doet thuis extra klusjes. Het geld dat hij hiermee verdient, moet hij gebruiken voor zijn hobby (gamen). Kies welke bewering over zijn inkomsten juist is. Het zijn inkomsten...
A
zonder tegenprestatie en niet vrij besteedbaar
B
met tegenprestatie en niet vrij besteedbaar
C
met tegenprestatie en in natura
D
vrij besteedbaar en met tegenprestatie
Slide 4 - Quiz
Noem een voorbeeld van niet vrij besteedbare inkomsten
Slide 5 - Question ouverte
Salaris voor je krantenwijk dat je op je bankrekening krijgt
Of
Of
Of
inkomsten in natura
inkomsten in geld
inkomsten met tegenprestatie
inkomsten zonder tegenprestatie
vrij besteedbaar
niet vrij besteedbaar
Slide 6 - Question de remorquage
Paragraaf 2: Zakgeld vergelijken
Slide 7 - Diapositive
Hoeveel weken zitten er in een jaar?
Slide 8 - Question ouverte
Hoeveel maanden zitten er in een jaar?
Slide 9 - Question ouverte
Inkomsten omrekenen
Slide 10 - Diapositive
Ali krijgt € 7,50 per week. Hoeveel is dat per maand?
A
€ 1,73
B
€ 30
C
€ 17,30
D
€ 32,50
Slide 11 - Quiz
Mert krijgt € 70 per maand, hoeveel is dat per week? Vul alleen het antwoord in, zonder €-teken.
Slide 12 - Question ouverte
Paragraaf 3: Werken met een tabel
Slide 13 - Diapositive
Sleep de begrippen naar de goede plek
Titel
Kolom
Toelichting
Rij
Slide 14 - Question de remorquage
Paragraaf 4: Bijverdienen
Slide 15 - Diapositive
Hoeveel uur mag Mara (16) werken nadat ze 5 uur op school heeft gezeten?
A
9 uur
B
5 uur
C
4 uur
D
7 uur
Slide 16 - Quiz
Hassan (14) werkt:
Maandag 2 uur na school,
Dinsdag 1,5 uur na school,
Donderdag 2 uur na school,
Zaterdag 7 uur. Mag dat?
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quiz
Mag Jaimy (16) aan het werk als vrijwillige brandweer?
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quiz
Als je nog geen 18 bent, mag je wel:
A
zwaar werk doen
B
gevaarlijk werk doen
C
7 uur op één dag werken
D
's nachts werken
Slide 19 - Quiz
Livia werkt bij McDonalds.
Livia is...
A
Werkgever
B
Werknemer
Slide 20 - Quiz
Livia werkt bij McDonalds.
McDonalds is...
A
Werknemer
B
Werkgever
Slide 21 - Quiz
Vind je het goed of niet goed dat er een minimumjeugdloon is? Geef twee argumenten.
Slide 22 - Question ouverte
Wat is geen plicht van een werknemer?
A
Werk doen waar je niet voor wordt betaald
B
Werken op de afgesproken tijden
C
D
Je werk zo goed mogelijk uitvoeren
Slide 23 - Quiz
Paragraaf 5: De bank betaalt
Slide 24 - Diapositive
Mo wil graag nieuwe schoenen. Ze kosten €90. Hij kan €15 per maand sparen. Hoeveel maanden moet Mo sparen? (vul alleen het juiste cijfer in)
Slide 25 - Question ouverte
Rox heeft € 1.500 spaargeld op een spaarrekening. Ze krijgt 2,12% rente. Hoeveel rente krijgt ze na een jaar? Vul alleen het cijfer in. Rond af op twee decimalen.
Slide 26 - Question ouverte
Sjaak heeft € 650 spaargeld. Hij krijgt 1,67% rente. Hoeveel rente krijgt hij na 7 maanden? (vul alleen het eindantwoord in, alleen cijfers, afronden op twee decimalen)
Slide 27 - Question ouverte
Truusje heeft € 132 spaargeld. Ze krijgt 3,21% rente. Hoeveel geld staat er na een jaar in totaal op haar spaarrekening? (vul alleen het eindantwoord in, alleen een getal, rond af op twee decimalen)
Slide 28 - Question ouverte
Waarom sparen mensen? (meer antwoorden mogelijk) a - Vanwege de interest b - Om grote uitgaven te kunnen betalen c - Om onverwachte uitgaven te kunnen betalen d - Alle antwoorden zijn goed
Slide 29 - Question ouverte
Paragraaf 5: Lonen verschillen
Slide 30 - Diapositive
Wat zijn GEEN inkomsten uit bezit?
A
huur
B
winst
C
rente
D
omzet
Slide 31 - Quiz
Wie verdient meer, en waarom? (kijk je eigen antwoord na)
Docent die 12 uur werkt of docent die 17 uur werkt?