LV1 periode 1 week 4

Week 4
- Je kunt over jezelf vertellen
- Je kunt een vraag stellen
- Je kunt zinnen maken
- Je kent de regels van de 
   klemtoon
- Je kunt informatie in een 
    brief aanvullen

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Week 4
- Je kunt over jezelf vertellen
- Je kunt een vraag stellen
- Je kunt zinnen maken
- Je kent de regels van de 
   klemtoon
- Je kunt informatie in een 
    brief aanvullen

Slide 1 - Diapositive

Opdrachten week 4
Maken:
MP H1
TB 11-12 (pag 16)*
WB 16-21 (pag 13-14)

*zie dia: inleveren in Teams over 2 weken
Leren:
woordenlijst 
tot de 4e asterisk (*) 

Slide 2 - Diapositive

MP TB pag 16 tarea 11
Schrijf een brief en benoem daarin:
Nombre y apellidos                                Deporte
Ciudad                                                          País/nacionalidad                
Escuela                                                        Empresa    
Idiomas                                                        Motivo para estudiar español

Je hebt twee weken om deze opdracht te maken.
Lever de brief volgende week in via Teams

Slide 3 - Diapositive

MP TB pag 16 tarea 12
Vorm tweetallen en voer het gesprekje.
Neem dit gesprek op en lever het voor de vakantie in via FlipGrid.

Na de vakantie gaan we alle video's voorzien van feedback aan de hand van een formulier. Dit, ter voorbereiding op onze mondelingen


Slide 4 - Diapositive

MP WB pag 13 tarea  16
Let bij deze opdracht op: er zijn meerdere mogelijkheden.
Lever jouw zinnen in via Teams

Slide 5 - Diapositive

MP WB pag 13 tarea 17
Bedenk vragen bij de antwoorden.
Lever jouw vragen in via Teams

¿Qué?                                              Wat?
¿Quién?                                          Wie?
¿Dónde?                                         Waar?
¿De dónde?                                  Waarheen?
¿Para que?                                    Waarvoor? (met welk doel?)
¿Por qué?                                      Waarom? (met welke reden?)

Slide 6 - Diapositive

MP WB pag 19 tarea 19 
a Luister naar de fragmenten en vul in hoe deze personen de 
    telefoon opnemen


b Luister naar het fragment en verbind de zinnen uit de twee 
    kolommen met elkaar

Slide 7 - Diapositive

MP WB pag 20 tarea 21
a Luister naar de woorden en onderstreep de beklemtoonde 
    lettergreep
    Zet daarna de woorden in het schema

b Luister en onderstreep de lettergreep die de klemtoon heeft.
    Zet het accent op de juiste plaats

Klemtoon: dat deel van het woord waar de nadruk ligt

Slide 8 - Diapositive

Regels voor de klemtoon
1. staat er een accent ' op  > dan ligt daar altijd de klemtoon
    (Aviaciónlaga)
2. eindigt een woord op 
     a. een klinker (a, e, i, o, u) of -s of -n   
          > klemtoon op de één na laatste lettergreep
         (chico, Mallorca, casas, imagen)
    b. alle andere letters
          > klemtoon op de laatste lettergreep
          (trabajar, ciudad, hotel)

Slide 9 - Diapositive

Herhaling week 3

Maak de volgende opdrachten in deze LessonUp om te controleren of je de stof van vorige week beheerst

Na de opdrachten vind je nog enkele slides met herhaling en extra opdrachten.

Slide 10 - Diapositive

apellido
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 11 - Quiz

día
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 12 - Quiz

empresa
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 13 - Quiz

ciudad
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 14 - Quiz

Vertaal :
las vacaciones

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal :
practicar deporte

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal :
más de

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal :
después de la clase

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal :
pero

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal :
extranjero

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal :
ahora

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal:
Ik kom uit Nederland

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal:
Wij spreken Spaans

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal:
Waar komen jullie vandaan?

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal:
Wij zoeken de bank

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal:
Wij bellen

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal:
Wie is dat?

Slide 27 - Question ouverte

Extra oefenen met werkwoorden

Met verbuga kun je de werkwoorden oefenen. 

Kies ser of vink aan "regelmatige werkwoorden" en kies dan alle werkwoorden die als laatste letters -AR hebben

Kies bij tijden: "presente" (de bovenste) om te tegenwoordige tijd te oefenen

Slide 28 - Diapositive

Het regelmatig werkwoord
HABLAR   > HABL-



yo
habl
o
habl
as
él, ella, usted
habl
a
nosotros
habl
amos
vosotros
habl
áis
ellos, ustedes
habl
an

Slide 29 - Diapositive