2.2 Het oog (deel 2)

Deel 2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Deel 2

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

> 5 m
< 5 m
Accommoderen

Slide 7 - Diapositive

Kringspieren samengetrokken
Bollere lens
Kringspieren ontspannen
Plattere lens
Accommoderen

Slide 8 - Diapositive

Spieren en lensbandjes

Slide 9 - Diapositive

Veraf en dichtbij

Slide 10 - Diapositive

convergeren
divergeren

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Oudere mensen kunnen dikwijls de krant alleen zonder bril lezen, als ze deze met gestrekte armen voor zich houden. Welke van de genoemde veranderingen kan daarvan de oorzaak zijn?
A
troebelheid hoornvlies
B
troebelheid lens
C
verminderen van elasticiteit lens
D
groter worden van de afstand tussen lens en netvlies

Slide 14 - Quiz

Iemand kijkt met een 1 oog naar het midden van een zwarte schijf met een diameter van 50 cm. Deze schijf staat tegen een lichte achtergrond.
De afstand van het oog tot de schijf bedraagt 20 cm. De schijf wordt nu langzaam van het oog verwijderd tot op een afstand van 10 meter.
1) Wordt het beeld van de schijf op het netvlies groter of kleiner?
2) Op welke wijze past de pupil zich aan bij de nieuwe situatie?
A
groter, groter
B
groter, kleiner
C
kleiner, groter
D
kleiner, kleiner

Slide 15 - Quiz

Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijding optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd. Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijding optreedt?
A
oogspieren
B
kringspieren in de iris
C
spieren in straalvormig lichaam
D
straalsgewijs lopende spieren in de iris

Slide 16 - Quiz

Spieren aansturen
Impulsen van motorische neuronen doorgegeven aan een motorische eindplaat


Het axon is aangesloten op 1 of meerdere axonen, dat is een motorische eenheid

Slide 17 - Diapositive

Bij fijne motoriek, zoals het bewegen van ogen, hoort een
A
kleine motorische eenheid
B
grote motorische eenheid

Slide 18 - Quiz

Stereoscopie
  • De impulsen worden via je oogzenuw naar het gezichtscentrum in de hersenen geleidt. 
  • De oogzenuwen van beide ogen kruisen elkaar midden in de hersenen. Dit noemen we het optisch chiasma. 
  • De informatie van je rechter gezichtsveld gaat naar je linkergezichtscentrum en vice versa
  • Omdat je 2 ogen hebt krijgen je hersenen 2 verschillende beelden binnen
  • Het verschil tussen de beelden gebruiken je hersenen om diepte te zien
  • Je hebt dus 2 ogen nodig om goed diepte te kunnen inschatten

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag
Maak de opdrachten van basisstof 2 af 

Slide 20 - Diapositive