samenhang - tekst en presentatie

Signaalwoorden en tekstverbanden

+
Hoe zorg ik voor samenhang in mijn tekst of presentatie?

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Signaalwoorden en tekstverbanden

+
Hoe zorg ik voor samenhang in mijn tekst of presentatie?

Slide 1 - Diapositive

Samenhang in een tekst of presentatie

  • Samenhang in de volledige tekst
  • tussen alinea's (deelonderwerp)
  • maar ook tussen zinnen die bij elkaar horen (alinea)

Slide 2 - Diapositive

Inleiding vervolg

Een schrijver kan een tekst op meerdere manieren inleiden:

  • Beschrijven van de aanleiding --> de schrijver beschrijft een gebeurtenis die aanleiding was om de tekst te schrijven
  • Vragen stellen --> de schrijver stelt vragen die hij in de tekst gaat beantwoorden
  • Situatieschets --> de schrijver beschrijft een situatie die voor de lezer herkenbaar of interessant is
  • Omschrijving van een probleem --> de schrijver beschrijft een probleem dat in de tekst centraal staat.
  • Combinatie van bovenstaande elementen


Slide 3 - Diapositive

Samenhang
Een tekst heeft een inleiding, kern en slot. 
De samenhang van een tekst wordt verduidelijkt met signaalwoorden, daardoor begrijp je een tekst makkelijker.

Slide 4 - Diapositive

Inleiding

De inleiding is het begin van een tekst. De schrijver kondigt het onderwerp van de tekst aan en probeert de lezer nieuwsgierig te maken naar het vervolg (inhoud) van de tekst. 

Ook staan er vaak aanwijzingen over wat er in de rest van de tekst aan bod komt.


1 of meerdere alinea's.

Slide 5 - Diapositive

Middenstuk

In het middenstuk wordt het onderwerp uitgewerkt in deelonderwerpen. Voor overzicht wordt de tekst opgedeeld in alinea's. Deze alinea's worden gemaakt op basis van deelonderwerpen: bij elk nieuw deelonderwerp een nieuwe alinea.


Eventueel staan er in het middenstuk tussenkopjes. Tussenkopjes geven een aanwijzing voor de inhoud van een alinea.


Dit hangt af van soort tekst. (Artikel, recensie, betoog, rapportage, etc.)

Slide 6 - Diapositive

Slot

In het slot sluit de schrijver de tekst (het middenstuk) af. In veel gevallen komt de schrijver in het slot terug op de inleiding. Bijvoorbeeld door in het slot antwoord te geven op een vraag die in de inleiding gesteld werd.


1 of meerdere alinea's.

Slide 7 - Diapositive

Slot vervolg

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:

  • Samenvatting --> de schrijver geeft een samenvatting van informatie uit het middenstuk dor de belangrijkste informatie te herhalen
  • Conclusie --> de schrijver geeft een slotsom of eindoordeel. Je herkent dit vaak door de woorden 'dus' en 'kortom'.
  • Activeren --> de schrijver wil dat een lezer iets gaat doen, bijvoorbeeld een product kopen
  • Advies --> de schrijver geeft de lezer advies
  • Oplossing --> de schrijver geeft een oplossing voor het probleem dat in de tekst is beschreven



Slide 8 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden

Handig bij de examens lezen/ luisteren, 
spreken, 
gesprekken én 
schrijven!

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Dus:

Tekstverbanden zorgen ervoor dat

woorden, 

zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 19 - Diapositive

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 21 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 22 - Quiz

Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?

Slide 23 - Question ouverte

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting

Slide 24 - Quiz

Tekstverband?
We kunnen dus zeggen dat iedereen geslaagd is.
A
opsomming
B
conclusie
C
reden
D
tijdsvolgorde

Slide 25 - Quiz

Tekstverband? Zij is heel sterk maar hij daarentegen kan nauwelijks iets tillen.
A
reden
B
uitleg
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 26 - Quiz

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 27 - Quiz

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
denk....aan
D
bijvoorbeeld

Slide 28 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 29 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

A
chronologisch verband (tijdsvolgorde)
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 30 - Quiz

Ik lees de krant, zodat ik op de hoogte blijf van al het belangrijke nieuws.

A
tegenstelling
B
doel-middel
C
opsomming
D
toelichting

Slide 31 - Quiz

Zo stond gisteren in de krant, dat vrouwen dikker worden wanneer ze een vaste relatie krijgen.


Let op: twee signaalwoorden
A
voorbeeld, tegenstelling
B
opsomming, voorwaarde
C
voorbeeld, voorwaarde

Slide 32 - Quiz

Die gewichtstoename zou komen, doordat die vrouwen voor zichzelf net zoveel eten opscheppen als voor hun mannelijke partner.
A
oorzaak-gevolg, vergelijking
B
oorzaak-gevolg, voorbeeld
C
voorbeeld, tegenstelling

Slide 33 - Quiz

Die portie is natuurlijk veel te groot, omdat vrouwen minder calorieën nodig hebben.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
reden
D
tegenstelling

Slide 34 - Quiz

Al met al zie ik voor ons vrouwen maar één mogelijkheid om een goed figuur te houden: geen relatie met een man beginnen.
A
samenvatting, reden
B
samenvatting, doel-middel
C
samenvatting, tegenstelling
D
samenvatting, voorbeeld

Slide 35 - Quiz

Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan niet moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel

Slide 36 - Quiz

Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Reden/argument

Slide 37 - Quiz

Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A
Elsa
B
was
C
maar
D
haar examen

Slide 38 - Quiz

VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting

Slide 39 - Quiz


Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH miste hij de trein
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 40 - Quiz

AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid, stoppen met roken
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming

Slide 41 - Quiz

Het Rode Kruis zoekt dringend vrijwilligers OM aan de groeiende hulpvraag TE kunnen voldoen

A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Doel-middel

Slide 42 - Quiz

Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op...……
malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter

Slide 43 - Quiz

Ik wil graag een nieuwe fiets kopen.....
dit kan niet want ik heb geen geld
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
toch

Slide 44 - Quiz

We zijn nog geen achttien jaar...…
we mogen nog geen alcohol kopen
A
tenzij
B
dus
C
zodat
D
want

Slide 45 - Quiz