WW-spelling - Engelse werkwoorden + voltooid en tegenwoordig deelwoord

Voltooid en tegenwoordig deelwoord
+ WW-spelling - Engelse werkwoorden 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Voltooid en tegenwoordig deelwoord
+ WW-spelling - Engelse werkwoorden 

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
Voltooid en tegenwoordig deelwoord
Engelse werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is er altijd nog minimaal één ander werkwoord aanwezig. Dat andere werkwoord is meestal een vorm van ‘hebben’, ‘zijn’ of ‘worden’.

Ik heb gisteravond getraind.
Ik ben gisteren op school geweest.
Ik word vaak door mijn moeder geholpen.

Slide 4 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoorden beginnen vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er-, her-, mis-

Sterke werkwoorden eindigen in de voltooide tijd op -en
Zwakke werkwoorden --> 't ex-kofschip!

Slide 5 - Diapositive

Noteer het voltooid deelwoord:

Ik heb deze leerstof wel begrepen.

Slide 6 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord:

Mijn broer heeft gisteren veel televisie gekeken.

Slide 7 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord:

Ik heb deze les erg hard ... (werken)

Slide 8 - Question ouverte

Tegenwoordig deelwoord
Ofwel: het onvoltooid deelwoord

Er gebeurt iets, terwijl er nog iets anders gebeurt:
Fluitend fiets ik door de stad.
Gillend rent hij over de gang.

Tegenwoordig deelwoord: hele werkwoord + d

Slide 9 - Diapositive

Noteer het tegenwoordig deelwoord

(Lachen) ... rende ze de klas uit.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer het tegenwoordig deelwoord

(Knipogen) ... fietste hij voorbij.

Slide 11 - Question ouverte

Engelse werkwoorden
Je spelt ze volgens de Nederlandse regels.

racen                                                 streamen
ik race               ik racete                  ik stream              ik streamde
hij racet           hij racete                 hij streamt           hij streamde
wij racen         wij raceten              wij streamen      wij streamden
                geracet                                                   gestreamd

Slide 12 - Diapositive

Hij ... (scannen) de producten aan de kassa.
A
scannt
B
scant
C
scand
D
scannd

Slide 13 - Quiz

Hij heeft wel drie doelpunten ... (scoren) in de vorige wedstrijd!
A
gescoort
B
gescord
C
gescoord
D
gescoordt

Slide 14 - Quiz

Halverwege werd nog de snelste tijd
... (timen)(v.d.), maar hij ... (finishen)
(v.t.) als laatste.
A
timde - finishte
B
getimet- finishde
C
timede - finishde
D
getimed - finishte

Slide 15 - Quiz

Hij ... (showen)
(t.t.) graag dat hij heel goed ... (breakdancen)
(t.t.).
A
showt - breakdancet
B
showt - breakdanct
C
showd - breakdancet
D
showt - breakdanced

Slide 16 - Quiz

Huiswerk
Maak van H3.9  opdracht :
1, 2, 3, 4 en 5


Slide 17 - Diapositive