AT2 - T4: BS6 en BS 8 zwangerschap en geboorte

SOA
SOA is een afkorting van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen. Er zijn verschillende SOA's. 
Je kunt een SOA krijgen door seks met een besmette persoon. 

Een bekende SOA is HIV/AIDS.
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

SOA
SOA is een afkorting van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen. Er zijn verschillende SOA's. 
Je kunt een SOA krijgen door seks met een besmette persoon. 

Een bekende SOA is HIV/AIDS.

Slide 1 - Diapositive

Chlamydia
Bacteriële ziekte, veroorzaakt ontstekingen

Onbehandeld: veroorzaakt onvruchtbaarheid

Antibiotica

Slide 2 - Diapositive

HIV & AIDS

  • Dodelijk afloop
  • Afweersysteem kapot
  • Mechanisme vernietigd 
  • seropositief
  • hiv-remmers

Slide 3 - Diapositive

Haargroei rond de geslachtsorganen is een secundair geslachtskenmerk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Dit deel van het mannelijk geslachtsorgaan slaat de spermacellen tijdelijk op
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Zaadblaasjes
D
Zwellichamen

Slide 5 - Quiz

Dit deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan is vergelijkbaar met de eikel van de man
A
Vagina
B
Grote schaamlippen
C
Kleine schaamlippen
D
Clitoris

Slide 6 - Quiz

Deze geslachtscellen bevatten reservevoedsel
A
Eicellen
B
Zaadcellen

Slide 7 - Quiz

Tijdens deze fase van de menstruatiecyclus wordt het baarmoederslijmvlies afgebroken
A
Ovulatie
B
Menstruatie

Slide 8 - Quiz

Hier vindt bevruchting van de eicel plaats
A
Vagina
B
Baarmoeder
C
Eileider
D
Eierstok

Slide 9 - Quiz

Zwangerschap en geboorte

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen/criteria
  • Je benoemt de plek in het lichaam van de vrouw waar een eicel bevrucht kan worden door een zaadcel.
  • Je beschrijft hoe een een-eiige en een twee-eiige tweeling ontstaat.
  • Je beschrijft welke weg een zaadcel aflegt in het lichaam van de vrouw.
  • Je beschrijft wat er na de bevruchting gebeurt met de eicel.
  • Je beschrijft hoe een baby voor de geboorte aan zuurstof en voeding komt en afvalstoffen afgeeft.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Zwangerschap en geboorte

Slide 13 - Carte mentale

Hoe lang duurt een zwangerschap?

Slide 14 - Carte mentale

Wat denk je dat een placenta is?

Slide 15 - Carte mentale

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Vruchtwater
Het embryo drijft in het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het emrbyo tegen stoten, uitdroging en temperatuurverandering.
Embryo
Het kind heet in de baarmoeder: embryo.
Navelstreng
Verbinding tussen de placenta en het embryo. In de navelstreng zitten bloedvaten.
Placenta
Deel van de baarmoederwand waar bloed van de moeder vlak langs bloed van het embryo stroomt. Daarom kunnen ze stoffen en zuurstof uitwisselen.
Bloedvaten embryo
Deze bloedvaten raken de bloedvaten van de moeder niet.
Bloedvaten moeder
Door de placenta kunnen er zuurstof en voedingsstoffen aan de baby gegeven worden. 

Slide 18 - Diapositive

Prenataal onderzoek
8-12 weken: Echo: Bepalen hoe lang de vrouw zwanger is
9-14 weken: Combinatietest: Echo en bloedonderzoek: Syndroom van Down
vanaf 11 weken: NIPT-test: Bloedonderzoek: Erfelijke ziektes
20 weken: Echo: Afwijkingen aan hart, hersenen, organen en ledematen

Slide 19 - Diapositive

Noodmaatregelen tegen zwangerschap
t/m 7 weken: abortuspil
t/m 13 weken: zuigcuretage
t/m 24 weken: late abortus

Slide 20 - Diapositive

3 fasen
De geboorte bestaat uit 3 fasen:

- de ontsluiting
- de uitdrijving
- de nageboorte

Slide 21 - Diapositive

de ontsluiting

Slide 22 - Diapositive

de ontsluiting
  • De bevalling begint met weeën
  • Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand. 
  • Door de weeën wordt de onderkant van de baarmoeder wijder.
  • Dat heet ontsluiting.
  • Tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen. 
  • Vruchtwater vloeit via de vagina weg.
  • De ontsluiting moet groot genoeg zijn om het hoofdje erdoor te laten. 

Slide 23 - Diapositive

De uitdrijving

Slide 24 - Diapositive

normale ligging
(hoofdje komt eerst) 

stuitligging
(kontje of voetjes van baby komen eerst) 

Slide 25 - Diapositive

De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger. 
De spieren in de buikwand gaan zich nu ook samentrekken. 
Door de persweeën wordt het kindje naar buiten geperst. 
Dit heet uitdrijving.
De uitdrijving kan een paar seconden duren, maar ook een paar uur. 

Slide 26 - Diapositive

fase 3: de nageboorte
  • Na de uitdrijving is het kindje wel geboren, maar de bevalling is nog niet helemaal klaar.
  • Er moeten nog 3 delen uitgedreven worden. 
  • de placenta - de vruchtvliezen - de rest van de navelstreng
  • Dit noemen we de nageboorte.
  • Deze komt ongeveer 15 minuten na de geboorte van het kindje. 

Slide 27 - Diapositive

Na de geboorte moet er nog een en ander gebeuren...

Slide 28 - Diapositive

HOERA! 
De baby is geboren!



Slide 29 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een foetus en een embryo?
A
Een embryo ontwikkelt (week 1 t/m week 9) en een foetus groeit.
B
Een embryo groeit en een foetus ontwikkelt.
C
Een embryo is vanaf 3 weken en foetus de rest.
D
Een foetus is de eerste 12 weken en embryo de rest.

Slide 30 - Quiz

1. Placenta: Deel van de baarmoederwand waar bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder stroomt.

2. Functie van de placenta:
Het embryo neemt hieruit voeding en zuurstof op
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 31 - Quiz

Bevruchting gebeurt in de:
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
zaadleider

Slide 32 - Quiz

Tijdens een zwangerschap vindt er innesteling plaats. Wat gebeurt er bij de innesteling?
A
Een bevruchtte eicel begint zich te delen en wordt een bolletje cellen
B
Een bolletje van delende cellen gaat vast zitten in het baarmoederslijmvlies
C
Een bolletje van delende cellen verplaatst zich naar de baarmoeder
D
De eicel wordt bevrucht door een zaadcel

Slide 33 - Quiz

Maak de zinnen kloppend.
De onderkant van de baarmoeder wordt wijder tijdens de .............................. Spieren in de baarmoeder trekken met tussenpozen samen. Dit zijn de ................................... . Tijdens deze fase kunnen de
.............................. breken. Daardoor vloeit via de vagina ................................. weg. 
De fase die hierna volgt, is de ..................................... . Tijdens de weeën trekken nu ook de spieren van de ...............................  zich samen. Er ontstaan ..................................... Hierdoor wordt het kind naar buiten geperst.
weeën
buikwand
uitdrijving
ontsluiting
persweeën
vruchtvliezen
vruchtwater

Slide 34 - Question de remorquage

Na de geboorte
  • Eerst worden restjes slijm uit de mond van de baby gehaald zodat hij/zij goed kan ademhalen. 
  • Dan wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. 
  • De baby begint meteen te huilen. Dat is prima! dan is de ademhaling goed op gang gekomen. 

Slide 35 - Diapositive

De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af. 
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik. 
Dit is de navel.

Slide 36 - Diapositive

schema van bs 7
(om leren eenvoudiger te maken)

Slide 37 - Diapositive

maken
bs 6: opdracht 1 t/m 10 ( 2 en 4 niet)

Slide 38 - Diapositive