Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
WARMTE
Hoofstuk 4 - 2 Kader
Paragraaf 4.3 - Verbranding en milieu
Slide 1 - Diapositive
Opfrissen
De vorige paragraven opfrissen met een quiz.
(daarna 4.3 nakijken)
Slide 2 - Diapositive
Een koffiezetapparaat is een warmtebron
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Hout is een brandstof.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
In een wasmachine zit een verwarmings-element.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Radiatoren worden verwarmd door rond stromend aardgas.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Om een brand te blussen, heb je zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Peter zet een limonade-glas omgekeerd over een brandend waxine-lichtje. Het waxine-lichtje onder het glas gaat binnen enkele tellen uit. Waarom gaat het waxine-lichtje uit?
A
De lont is op.
B
Het waxine-lichtje is op.
C
De zuurstof is op.
Slide 8 - Quiz
Met welke stof kunnen we koolstofdioxide aantonen ?
A
Custard
B
troebel kalkwater
C
Helder kalkwater
D
gewoon kalkwater
Slide 9 - Quiz
Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht. Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur
Slide 10 - Quiz
waterkoker
houtkachel
strijkijzer
CV ketel
barbecue
elektrische energie
chemische energie
Slide 11 - Question de remorquage
wordt aardgas hier volledig of onvolledig verbrand?
A
volledig
B
onvolledig
Slide 12 - Quiz
waaraan kun je een onvolledige verbranding herkennen?
A
er is geen vuur
B
de vlam is blauw
C
de vlam is geel
D
dit kun je ruiken
Slide 13 - Quiz
warmte is een vorm van energie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Het grootste nadeel van fossiele brandstoffen is de CO2-uitstoot en als gevolg daarvan de opwarming van de aarde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Duurzame energiebronnen hebben geen CO2-uitstoot en raken nooit op
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Voor een verbranding zijn nodig .....
A
een brandbare stof en zuurstof
B
een brandbare stof en warmte
C
zuurstof en voldoende warmte
D
een brandstof, zuurstof en warmte
Slide 17 - Quiz
Een verbranding is alleen volledig .....
A
als alle brandstof op is
B
als er voldoende zuurstof is
C
als er voldoende brand- en zuurstof zijn
D
als alle zuurstof op is
Slide 18 - Quiz
Bij een onvolledige verbranding ontstaat er naast waterdamp ook .....
A
koolstofmono-oxide
B
koolstofmono-oxide en roet
C
roet
D
roet en koolstofdioxide
Slide 19 - Quiz
Koolstofmono-oxide is ...
A
reukloos en giftig
B
kleurloos en giftig
C
reuk- en kleurloos
D
reuk- en kleurloos en giftig
Slide 20 - Quiz
Zonder het broeikaseffect zou er geen leven op aarde mogelijk zijn
A
Waar, want dan zou de gemiddelde temperatuur ver beneden het vriespunt liggen
B
Niet waar, het broeikaseffect maakt het leven op aarde op den duur onmogelijk
Slide 21 - Quiz
Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door de stikstof en koolstofdioxide in de lucht
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Welke drie milieuproblemen krijg je door verbranding
Slide 23 - Question ouverte
Welke oplossingen hebben we voor de problemen uit de vorige vraag. Noem er minstens 3