Naamvallen der-groep + ein-groep 1e/4e (2TH Kapitel 5)

Grammatik C,D,E ontleden en 1e + 4e naamval
Aan het einde van de les kun je:
- Kun je Duitse zinnen ontleden (1e + 4e naamval)
- Kun je schema A + B gebruiken om de juiste uitgang van het (lid)woord te bepalen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 3 min

Éléments de cette leçon

Grammatik C,D,E ontleden en 1e + 4e naamval
Aan het einde van de les kun je:
- Kun je Duitse zinnen ontleden (1e + 4e naamval)
- Kun je schema A + B gebruiken om de juiste uitgang van het (lid)woord te bepalen

Slide 1 - Diapositive

Je hebt nodig:
Blz. 76 in je boek (schema A + B)

Slide 2 - Diapositive

Welk zinsdeel staat in welke naamval? 
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval

Slide 3 - Question de remorquage

Ontleden
We kunnen op twee manieren ontleden:
  • ontleden door vragen te stellen
  • ontleden door de hij/hem-regel toe te passen

Stufenplan:
  1.  gezegde                                       ->  alle werkwoorden in de zin
  2.  onderwerp                                  ->  Wie/wat + gezegde 1e naamval
  3.  meewerkend voorwerp         -> aan/voor wie 3e naamval
  4.  lijdend voorwerp                      -> Wie/wat + onderwerp +gezegde.....4e naamval 

Slide 4 - Diapositive

Ich habe die Mutter nicht gesehen. Welke naamval is 'die Mutter'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 5 - Quiz

Die Mutter erzählt dem Kind eine Geschichte. Welke naamval is 'dem Kind'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 6 - Quiz

Dieser Hund heißt Woef. Welke naamval staat 'dieser Hund'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 7 - Quiz

Welches Buch liest du? Welke naamval staat niet in deze zin?
A
Er is geen onderwerp.
B
Er is geen meewerkend voorwerp.
C
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 8 - Quiz

Ich erkläre (uitleggen) dem Junge die Aufgabe. Welke naamval is 'dem Junge'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 9 - Quiz

Ich habe ein... Hund (m).

Slide 10 - Diapositive

Stap 3
Stap 2
Stap 1
ein-gruppe  of der-gruppe
vrouwelijk
mannelijk
onzijdig
meervoud
1e naamval
4e naamval

Slide 11 - Question de remorquage

Was machen wir jetzt?
Gebruik je boek (blz. 76) --> schema A + B
Stappenplan toepassen!
Wat moet telkens de juiste uitgang zijn? Je mag dit nu nog opzoeken!

Slide 12 - Diapositive


Vul de juiste uitgang in:
Der Junge sieht ein... Hund (m).
A
ein (geen uitgang)
B
-e
C
-en
D
-es

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
Hast du mein... Tasche (v) gesehen?
A
mein
B
meinen
C
meine

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste uitgang in:
D... Mann (m) ist sehr alt.
A
-er
B
-en
C
-e
D
-es

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste uitgang in:
Liest du ein... Buch (o) ?
A
-es
B
ein (geen uitgang)
C
-e
D
-er

Slide 16 - Quiz

Plaats de woorden in de juiste groep:
Der-Gruppe
Ein-Gruppe
dieses
welche
eure
jeder
deine
Ihre 
unser
keinen
die
alle

Slide 17 - Question de remorquage

D.... Schüler (mv) spielen Tennis.
Welke uitgang moet er op de stippellijn?

A
-en
B
-e
C
-er
D
-es

Slide 18 - Quiz

Sie nimmt ein... Cola (v).
Welke uitgang moet er op de stippellijn?
A
geen uitgang
B
-e
C
-er
D
-en

Slide 19 - Quiz

Du nimmst jedes Mal ein... Hamburger (m).
Welke uitgang moet er op de stippellijn?
A
geen uitgang
B
-e
C
-er
D
-en

Slide 20 - Quiz

Mein... Kaffee (m) ist kalt.
Welke uitgang moet er op de stippellijn?
A
geen uitgang
B
-e
C
-er
D
-en

Slide 21 - Quiz

Ich möchte ein... neuen Kaffee (m).
Welke uitgang moet er op de stippellijn?
A
geen uitgang
B
-e
C
-er
D
-en

Slide 22 - Quiz

Wieviel hast du verstanden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage