Thema 5: Regeling BS 5

Neurale Regulatie
Thema 5 Regeling, BS 5
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Neurale Regulatie
Thema 5 Regeling, BS 5

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- Voorkennis ophalen: bouw zenuwen & neurotransmitter
- Actiepotentiaal
- Impulssterkte & frequentie
- Impulsoverdracht
- Aan de slag met opdrachten

Slide 2 - Diapositive

Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Axon
Dendriet
Cellichaam
Synaps
Myelineschede

Slide 3 - Question de remorquage

Zenuwcel (neuron)
Zenuwcel bestaat uit:
1. Dendriet
2. Cellichaam
3. Celkern
4. Axon
5. Myelineschede
6. Synaps

Slide 4 - Diapositive

In welke richting geleidt een gevoelszenuw impulsen?
A
Naar het centrale zenuwstelsel
B
Van het centrale zenuwstelsel af
C
Naar de spieren
D
Naar de receptoren

Slide 5 - Quiz

receptor
effector
gevoelszenuwcel
schakel
cellen
bewegingszenuwcel

Slide 6 - Diapositive

Hoe wordt een impuls doorgegeven tussen twee zenuwcellen?
A
Via hormonen die binden aan receptoren
B
Via een elektrisch signaal
C
Via neurotransmitters die binden aan receptoren
D
Via eiwitten op de celmembraan

Slide 7 - Quiz

Voorkennis - synaps

Slide 8 - Diapositive

Voorkennis - transport door het membraan
A= Passief transport: met het concentratieverval mee (met of zonder transporteiwitten).

B= Actief transport: tegen het concentratieverval in. Kost altijd energie!     Altijd met behulp van transporteiwitten

Slide 9 - Diapositive

Een cel in rust
Tussen de binnenkant en de buitenkant van het membraan zit een ladingsverschil.

Binnenkant cel t.o.v. buitenkant is -70mV (rustpotentiaal).

Dit komt door Na+ en K+ (ionen), dat zijn geladen deeltjes. 

Slide 10 - Diapositive

Impulsgeleiding
  • Vindt plaats door ionenkanalen:
  1. Natrium-kanaal 
  2. Kalium-kanaal
  3. Natrium-kalium pomp

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wat zijn de waardes:
1) in de rustfase
2) tijdens het actiepotentiaal
3) tijdens de hyperpolarisatie
4) en wat is de prikkeldrempel
A
1.-80mV 2.+30mV 3. -70mV 4. -20mV
B
1. -50mV 2.+20 mV 3. -80mV 4. -70mV
C
1. -70mV 2.+20 mV 3. -80mV 4. -50mV
D
1. +70mV 2.-20 mV 3. +80mV 4. +50mV

Slide 13 - Quiz

Thema 6 regeling en waarnemen
Paragraaf 4

Slide 14 - Diapositive

De nut van een myelineschede
  • Impulsgeleiding is best wel traag
  • Myelineschedes (cellen van Schwann) zorgen ervoor dat een impuls sprongsgewijs kan worden doorgegeven
  • Hierdoor wordt de impulsgeleiding veel sneller (50x zo snel)

Slide 15 - Diapositive

Opdr. 38
Bij mensen met MS (multipele sclerose) zijn de myelinescheden van axonen beschadigd en daardoor verloopt de impulsgeleiding veel langzamer. Leg dit uit

Slide 16 - Question ouverte

Impulsoverdracht

Slide 17 - Diapositive

Opdr. 41b
Endorfinen zijn neurotransmitters die bij de mens pijn onderdrukken doordat ze de impulsoverdracht remmen. Ze zorgen ook voor een gelukzalige roes. Morfine is een stof die endorfine imiteert.

Leg uit dat morfine wordt gebruikt als pijnbestrijder.

Slide 18 - Question ouverte

Voorbeelden 
Alcohol: 
- Waarnemingsvermogen en reactievermogen wordt aanzienlijk minder.
- Sensorische en motorische impulsgeleiding wordt geremd (inhiberend)
- Impulsoverdracht in bepaalde synapsen in de hersenen vermindert.

Morfine, heroïne (pijnstillers):
- Verhindert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen.
- Impulsen die in de hersenen pijngewaarwording veroorzaken kunnen niet ontstaan.

Nicotine:
- Stimuleert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen (exciterend)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive