H5 voeding en energie paragraaf 2

Herhaling 5.1
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling 5.1

Slide 1 - Diapositive

Waarom slaat je lichaam de meeste reserve-energie niet op als koolhydraat maar als vet?
A
Omdat vet makkelijker te verbranden is
B
Omdat vet makkelijker te maken is
C
Omdat vet makkelijker verteerbaar is
D
Omdat vet per gram meer energie bevat

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

ADH van vitamines betekent...
A
aanvaardbare dagelijkse hoeveelheid
B
aanvaardbare dagelijkse houdbaarheid
C
acceptabele dagelijkse hoveelheid
D
aanbevolen dagelijks hoeveelheid

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Leg het verband uit tussen de ruststofwisseling en de hoeveelheid calorieën die je per dag binnenkrijgt.

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke voedingsstoffen bevatten energie?

Slide 10 - Question ouverte

4

Slide 11 - Diapositive

5.2

Slide 12 - Diapositive

5.2

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

                      - kost energie (er wordt ATP voor gebruikt)

- gaat door speciale transport eiwitten in een semipermeabel membraan (celmembraan)

- gaat tegen de concentratie gradient in.

Slide 16 - Diapositive

Hoe kom je aan ATP?
ADP en P zweven altijd rond in de cel en in de mitochondriën
Deze kunnen met een beetje energie aan elkaar worden gekoppeld tot ATP.
Deze energie komt van
de verbranding. 
Maar er is nog een 
andere manier: creatinefosfaat. 

Slide 17 - Diapositive

Waar halen je spieren energie vandaan?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

BINAS tabel 90A

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Verschil tussen aerobe en anaerobe dissimilatie. Welke is juist?
A
Aeroob is met zuurstof Anaeroob is zonder
B
Aeroob is zonder zuurstof Anaeroob is met
C
Aeroob is met glucose Anaeroob is zonder
D
Aeroob is zonder glucose Anaeroob is met

Slide 23 - Quiz

Noteer in je schrift...
  • De reactievergelijking van de aerobe dissimilatie
  • De reactievergelijking van de anaerobe dissimilatie
zet er achter hoeveel moleculen ATP er vrijkomen
Maak een foto als je klaar bent, voor controle.

Slide 24 - Diapositive

Schrijf op en stuur een foto:
De reactievergelijking van de aerobe dissimilatie
De reactievergelijking van de anaerobe dissimilatie

Slide 25 - Question ouverte

Wat levert het meeste energie op wanneer 1 glucose-molecuul wordt verbrand?
A
Anaerobe dissimilatie
B
Aerobe dissimilatie

Slide 26 - Quiz

Dus... welke vorm van dissimilatie gebruikt de meeste glucose moleculen om een bepaalde hoeveelheid energie (ATP) te produceren?
A
Anaerobe dissimilatie
B
Aerobe dissimilatie

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Waaruit bestaat een glycogeen molecuul en waar in het lichaam bevindt zich glycogeen?

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Waar of niet waar?
Een voorbeeld van anaerobe dissimilatie is alcoholgisting.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Klaar! 
Deze les ging over:
  • Vet versus koolhydraat als opslag
  • ATP
  • Aerobe en anaerobe dissimilatie
  • Energie in de spieren

Slide 32 - Diapositive