Lowan Thema 7 dag 3
1 / 43
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
A
de stoep
B
de straat
C
de weg
D
het trottoir
Slide 2 - Quiz
A
de strat
B
de sleutel
C
De slijper
D
de straat
Slide 3 - Quiz
A
de tekening
B
de vensterbank
C
het fietspad
D
de schakelaar
Slide 4 - Quiz
A
de fiets
B
de auto
C
de motor
D
de scooter
Slide 5 - Quiz
A
de fiets
B
de auto
C
de motor
D
de scooter
Slide 6 - Quiz
A
de fiets
B
de auto
C
de motor
D
de scooter
Slide 7 - Quiz
A
de ziekenwagen
B
de vrachtwagen
C
de winkelwagen
D
De brandweerwagen
Slide 8 - Quiz
A
de ziekenwagen
B
de vrachtwagen
C
de winkelwagen
D
de bus
Slide 9 - Quiz
A
de tram
B
de metro
C
de trein
D
de train
Slide 10 - Quiz
A
het verkeersbord
B
het verkeer
C
de pinautomaat
D
het verkeerslicht
Slide 11 - Quiz
A
het verkeersbord
B
het verkeer
C
de pinautomaat
D
het verkeerslicht
Slide 12 - Quiz
A
het verkeersbord
B
het verkeer
C
het kruispunt
D
het verkeerslicht
Slide 13 - Quiz
A
de stoep
B
de straat
C
de rotonde
D
het zebrapad
Slide 14 - Quiz
A
de stoep
B
de straat
C
de rotonde
D
het zebrapad
Slide 15 - Quiz
A
de stoep
B
de straat
C
de rotonde
D
de lantaarnpaal
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Question ouverte
Slide 24 - Question ouverte
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Question ouverte
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Question ouverte
Slide 30 - Question ouverte
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Question ouverte
Wat _________
(bedoelen ) je met deze opmerking?
(bedoelen ) je met deze opmerking?
Slide 33 - Question ouverte
Het _____________ (geven)niet dat je die vaas hebt omgegooid!
Slide 34 - Question ouverte
_____________ (branden) het vuur in de open haard nu nog niet?
Slide 35 - Question ouverte
_____________ (uitglijden) je straks niet ________ met de fiets?!
Slide 36 - Question ouverte
Mijn beste vriend __________ (verhuizen) over een maand naar Aruba.
Slide 37 - Question ouverte
____ (doen) de rits van je broek snel dicht!
Slide 38 - Question ouverte
Groep 8 van mijn school ________ (winnen)het scholentoernooi.
Slide 39 - Question ouverte
Marloes __________ (strijken) het overhemd van Henk.
Slide 40 - Question ouverte
Het meisje ________ (mixen) al het fruit voor de salade.
Slide 41 - Question ouverte
_________ (vinden) je broer zijn brommer niet meer leuk?
Slide 42 - Question ouverte
Mijn oom _________ (repareren) het stopcontact.
