2mh - Ch 1 - bron G/H

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bienvenue!

Wat neem je mee naar de les?

ton livre     *     un cahier   *   des stylos  

Apprendre: le vocabulaire

• Apprendre bron E & F, page 51

• thuis max kwartier

• WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!
• schrijven, mindmap, eerst woordjes kleuren die lijken op het Nederlands, tekenen...

un petit rappel 

3 / 5

1/11: toets

• luistervaardigheid (2 fragmenten)
   
  
  
• voca

zet in je agenda!

1/11: toets

CHAPITRE 1:

• luistervaardigheid (2 fragmenten)
  luister (meerdere keren) naar de fragmenten van bron A
  
  
• voca: bron A, B, E, F
  
  

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Qu'est-ce que tu as fait ....      ?              

J'ai ...........

J'ai...........

C'était ...............               ?

C'était ...............

ex 27c - page 44

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Qu'est-ce que tu as fait cet été ?              

J'ai été à la plage.

J'ai visité Nice.

C'était comment?

C'était génial!

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Vous avez ..........?

Oui, on a ................

Non, on a ..............

Tu ...............?

Oui, j'ai ..............?

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Vous avez fait du camping?

Oui, on a fait du camping.

Non, on a été à l'hôtel.

Tu as parlé français?

Oui, j'ai parlé français.

raconte de tes vacances

Vertel over je vakantie:

• waar je bent geweest
• met wie
• wat je hebt gedaan
• hoe het weer was

Hulp nodig?

Bron C & G, page 52

bezittelijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

--> geeft aan van wie iets is.

C'est mon chien.

au travail!

Fais l'exercice 30 a, b, d, e - page 46

controleer je antwoorden, ex 30e:

1. ta soeur
2. ma soeur
3. ses copines
4. tes copains
5. mon père

les devoirs / huiswerk

mardi 17 octobre, 1e uur:

• Apprendre bron A, B, E, F
• Faire ex 30a,b,d,e - 31a,b
• Controleer je antwoorden!
  
  

agenda

• thuis max kwartier

• WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!

Oefenen!  Zie Classroom.

Terugblik: 

• EXIT TICKET = vertaal en schrijf op:
  - mijn reis
  - mijn moeder
  - mijn ouders
• Wat schrijf ik in het klassenboek?

Aan het einde van de les:

• Stoel aanschuiven.
• Rustig lokaal uit.
• Rommel? In prullenbak.