2vp - Ch 1 - bron G/H

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bienvenue!

wat staat er rechts op het bord? LESDOEL

• kennismaken en français
• hoe werkt het boek, hoe leren
• ww être

les devoirs: Apprendre bron A

2vpa - huiswerk niet gemaakt

• 23/9              --> werkblad passé composé inleveren
  
  
• 25/9 (mail) --> - mail alsnog inleveren
                                   - overschrijven bron A&B, Chapitre 1

2vpb - huiswerk niet gemaakt

• 25/9 (mail) --> - mail alsnog inleveren
                                   - overschrijven bron A&B, Chapitre 1

les devoirs / huiswerk

• Apprendre Ch.1 - bron A, B, E, F
• Apprendre les verbes être & avoir
• Faire ex 30 - 31 (page 46 e.v.)

agenda

• thuis max kwartier

• WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!

14/10: luistertoets

Hoe ziet de toets eruit?

• 2x luisterfragment met vragen
• voca-invuloefening (kies het juiste woord)

14/10: luistertoets

Hoe ziet de toets eruit?

• 2x luisterfragment met vragen
• voca-invuloefening (kies het juiste woord)

Wat kan je leren voor de toets?

• luister (meerdere keren) naar de fragmenten van bron A, Ch.1
• leer Ch.1 - bron A, B, C, E, F, G

14/10: luistertoets

Hoe ziet de toets eruit?

• 2x luisterfragment met vragen
• voca-invuloefening (kies het juiste woord)

Wat kan je leren voor de toets?

• luister (meerdere keren) naar de fragmenten van bron A, Ch.1
• leer Ch.1 - bron A, B, C, E, F, G

morgen oefentoets!

Le but d'aujourd'hui: 
bezittelijk voornaamwoord gebruiken

Qu'est-ce qu'on va faire?

• luisteroefening
• parler de tes vacances
• bezittelijk voornaamwoord,
    uitleg & oefenen

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Qu'est-ce que  ....      ?              

J'ai ...........

J'ai...........

J'ai ..........

C'était ...............               ?

C'était ...............

ex 27c

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Qu'est-ce que tu as fait cet été ?              

J'ai été à la plage.

J'ai fait du vélo.

J'ai visité un musée.

C'était comment?

C'était génial!

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Vous avez ..........?

Non, on a ..............

On a loué ................

Tu ...............?

Oui, ............... / Non, ......

Maintenant, j'ai .........

ex 27c

Maak de zin af, schrijf op wat je hoort

Vous avez fait du camping?

Non, on a été à l'hôtel.

On a loué un appartement.

Tu as parlé français?

Oui, un peu. / Non, pas du tout.

Maintenant, j'ai beaucoup d'amis français.

raconte de tes vacances

Vertel over je vakantie:

• waar je bent geweest
• met wie
• wat je hebt gedaan
• hoe het weer was

bezittelijk voornaamwoord

Wat/hoe was het ook alweer?
Overleg met tafelgroepje, 2 minuten.

bezittelijk voornaamwoord

--> geeft aan van wie iets is.

C'est mon chien.

au travail

HOE? 

1. Vijf minuten zelfstandig, in stilte
2. Vijf minuten evt. zachtjes overleg
3. Klassikaal bespreken

C'est mon chien.

au travail

HOE? 

1. Vijf minuten zelfstandig, in stilte
2. Vijf minuten evt. zachtjes overleg
3. Klassikaal bespreken

C'est mon chien.

WAT? 

ex 30 & 31, page 46 e.v.

Klaar? Fait ex 32, 33

Terugblik: 

• EXIT TICKET = vertaal en schrijf op:
  - mijn reis
  - mijn moeder
  - mijn ouders

Aan het einde van de les:

• Stoel aanschuiven.
• Rustig lokaal uit.
• Rommel? In prullenbak.