,

E - part two

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welcome h3p!
1. Put your phone in the phonebag
2. Take your book and notebook out
3. Put your pencil case on your table. 



Welcome H3! - English
1. Put your phone in the phone bag 
What to do?
2. Take your book and notebook out
3. Put your pencil case on your table

Slide 2 - Diapositive

Read animal farm
Read in your booklet for 10 minutes in complete silence. 
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Today's planning:
Today's planning: 
Explanation 'Gerund'
Practice 'Gerund'
Recap exercises
Blooket

Slide 4 - Diapositive

What did we do last lesson?
- Exercises about the gerund (before explaining)

Slide 5 - Diapositive

Gerund
Een werkwoord dat eindigt op -ing en zich gedraagt als een zelfstandig naamwoord. Het is in de zin dus geen zelfstandig werkwoord

Het lijkt veel op de continuous tense, maar is dit dus niet. Soms moet of kun je in plaats van de gerund ook to + hele werkwoord gebruiken.

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden van wat de gerund NIET is!



- I am watching a video.
- He is playing with his brother.
- She was doing her homework.
Hier hebben de werkwoorden allemaal de vorm van werkwoord+ing, maar dit zijn voorbeelden van de continuous
1. Er staat een vorm van to be (am, is, was) vóór het ww

2. Het werkwoord is deel van het gezegde en niet het onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

De gerund is WEL.....
- I love playing a game tonight.
- Laughing is good for you.
- Susie likes shopping.
Hier wordt het werkwoord+ing, gebruikt als zelfstandig naamwoord. Je spreekt dan van de gerund. Dus een werkwoord als zelfstandig naamwoord is de gerund.

! Zoals je ziet is het werkwoord hier NIET gekoppeld aan een vorm van to be (am, is, are, was, were)

Slide 8 - Diapositive

Wanneer gebruik je de gerund?
1. Na ww waarmee je aangeeft of je iets wel of niet leuk vindt.
- (dis)like,
-love
-hate
-fancy
-envy


2. Samen met zintuigelijke werkwoorden 
-see
-watch
-hear
-smell
-feel
3. Na:
-avoid
-consider
-give up
-go on
-keep
-mind
-prefer
-recommend
-start
-stop
-suggest

Slide 9 - Diapositive

To + infinitive
Naast the gerund heb je ook the infinitive. Het infinitief is het hele werkwoord. 
Dit is altijd "to + het hele werkwoord"

Slide 10 - Diapositive

Wanneer gebruik je to + het hele werkwoord?
1. Na werkwoorden die een wens uitdrukken 
-wish
-hope
-want
-dream
-desire


2. Na werkwoorden die een bevel uitdrukken 
-demand
-forbid
-prohibit
-allow
-restrict


3. Na:
-decide
-expect
-choose
-hesitate
-learn
-refuse
-manage
- need


De uitzonderingen moet je leren! Maak het jezelf gemakkelijk door de verschillen naast elkaar te zetten.
Kijk ook goed in je boek bij de uitleg.

Slide 11 - Diapositive

Do the exercises
timer
10:00
Do the exercises
What?

How?
Time?
Need help?

Finished?
Result?
Recap the exercises in your book in duo's
with the explanation you just got.
You must interact
Timer (15 minutes)
First ask your neighbor. If you still need help, raise your hand. 
Check your answers
Take with you to the next lesson: homework check

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Blooket!
Ga naar blooket.com/play
Vul je eigen naam in zonder emoji of getallen

Slide 15 - Diapositive