Les2 Uitspraak en masculino y femenino

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Hoy es miércoles, el 11 de septiembre.

¡Hola!

Wat hebben we gisteren gedaan?

Bespreek het met je klasgenoot/klasgenote

WELKE WOORDEN ZIJN DE RODE WOORDEN

VRAAGWOORDEN en ZINNEN     

                               

                                ¿Cómo estás?

     ¿Dónde vives?                                                     

                                                                             ¿De dónde eres?

                                   ¿Quién eres?

                                                                   ¿Cuál es tu número de teléfono?

        ¿Cuál es tu nombre?

                                                                                                    ¿Cuántos años tienes?

                                                     ¿Qué es esto?

Sleep de gele kaartjes naar de juiste vertaling

WAT

WELKE

WIE

WAAROM

WAAR

WANNEER

HOE

CÓMO?

QUIÉN?

QUÉ?

PORQUE?

CUÁNDO

CUÁL/(ES)

DÓNDE?

Wat gaan we vandaag? Hoy vas a aprender:

uitspraak

Jezelf voorstellen

werkwoorden

Uitspraak (zie TB blz. 118)

La pronunciación

Con tu cuaderno:

Apunta las reglas y los ejemplos

Pronunciación

v = b --  Valencia

ll = jl  -- amarillo

j = g  -- Juan

ñ = nj  -- España

h = ..   spreek je niet uit! --hola

u = oe  --Cuba 

ch = tsj  -- Chile

ce/ ci = 'thing' - ceremonia

ca/co/cu = ka klank -- casa

que = ke - queso

qui = kie - quizás

Spellen…/Deletrear

1.Estudia la página  Het Alfabet

2. Marca (markeer) las letras que te parecen difíciles.

3. Busca como deletreas tu nombre (=naam) y apellido (=achternaam) y apúntalo en tu cuaderno

Frase útiles de la clase:

Hoe schrijf je…? --> ¿Cómo se escribe…? Je schrijft het… --> Se escribe….

Hoe spel je…? --> ¿Cómo se deletrea? Je spelt het --> Se deletrea…

Pronunciación

z = De z wordt uitgesproken als de ‘th’ in het Engelse THING --plaza

G = De g wordt voor e en i uitgesproken als ch in lachen
-- la gente

G = De g wordt voor a, o ,u uitgesproken als een g in goal  -- gustar

R = wordt rollend uitgesproken  (als een dubbele R) aan het begin van een woord.

C = de c wordt voor de a, o, u uitgesproken als een K -- casa

C=  de c wordt uitgesproken als de 'th' in het Engelse THING -- cerveza

UITSPRAAKREGELS IN HET SPAANS 

     Paella                         Guerra              Vengaboys             Adiós  Costa         Gracias     Cuba       Marbella      Holanda    España         Zaragoza  Cerveza           Barcelona     Cha cha cha   Argentina    Chiquita     Hasta la vista     Qué tal       Piña  Colada      Guapo            Hola          Guitarra               Vamos a la playa          

Don Juan        Gibraltar 

A leer

Iedereen leest een stukje tekst voor en past de uitspraakregels toe.

Ik deel 2 verhaaltjes uit en geef jullie een beurt.

Wat betekent femenino? En masculino?

Schrijf de regels  op in je schrift!

Meervoud

A controlar 

Reader blz. 22 oef 11 en blz. 22 oef 12

y ahora a hablar

Hola

Buenos días

Buenas tardes

¿Qué tal? 

bien / mal / regular

Yo soy...

Me llamo...

¡Adiós!

¡Hasta luego!

Hallo

Goedemorgen

Goedemiddag

Hoe gaat het?

goed/slecht/redelijk

Ik ben ...

Ik heet...

Dag!

Tot ziens!

Stel jezelf voor en vraag je klasgenoot/klasgenote hoe hij/zij heet. 

Is alles duidelijk?

Heb je een vraag over de les van vandaag?

La semana próxima

1. Neem de uitspraak door

2. Neem de regels van geslacht en getal door

3. Voca (let op! achter in je reader op blz 11):

 Vocabulario útil para la clase de español alleen blz. 11

Situatie

Je bent uitgenodigd voor een casting en er wordt van je verwacht dat je jezelf voorstelt . Hoe pak je dit op ?

Kijk en luister naar het volgende filmpje.

Let op de vraagwoorden.

Fragmento de video

 'el casting'

Bekijk het fragment en beantwoord de vragen

0

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?

1. Hoe heet je?
2. Hoe oud ben je?
3. Waar kom je vandaan?
4. Hoe gaat het?

Waar of niet waar?

Sonia geeft haar 'número de teléfono' aan Marcos.

1. waar
2. niet waar

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...

1. Vivo en...
2. Me llamo...
3. Tengo...años.
4. Soy de...

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?

1. Hoe oud ben je?
2. Hoe gaat het met je?
3. Waar woon je?
4. Hoe heet je?

Aan de slag!!!

VAMOS A TRABAJAR en grupos de tres.

Tarea   2 middel 

Aan de hand van een dobbelspel ga je oefenen met de vraagwoorden in het Spaans . Elke kleur vertegenwoordigt een vraagwoord. Door het gooien van de dobbelstenen kan je de vragen stellen en de antwoorden gebruiken voor het invullen van het identiteitkaartje van het persoon tegenover je.

-Jullie krijgen dobbelstenen met kleuren.

-Elke dobbelsteen staat voor een ander vraagwoord.

-Afhankelijk van de kleur, die je gooit, bedenk je  een vraag met het desbetreffende vraagwoord.

-Jullie wisselen elkaar af.

je moet elk 3 vragen hebben gesteld en beantwoord. 

• Hoe =Cómo  = verde
• Wie=Quién(quiénes) = naranja
• Wanneer=Cuándo = blanco
• Hoeveel=Cuánto(-s,-a,-as) = amarillo
• Wat=Qué = azul
• Waarom=Por qué = rojo

Tussen evaluatie van de les/¿Qué tal la clase de hoy?

Lieve leerlingen, jullie hebben met elkaar de vraagwoorden in het Spaans herhaalt en leuke zinnetjes gemaakt om met elkaar in het Spaans kennis te kunnen maken. 

Hoe is het gegaan?

 

Ik ken de vraagwoorden in het Spaans.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)