2e les - uitspraakregels

VWO- 2

La segunda clase
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

VWO- 2

La segunda clase

Slide 1 - Diapositive

En la clase de hoy:
La clase anterior
La frase de la clase
La pronunciación
Deletrear
Evaluamos
Los deberes

Slide 2 - Diapositive

La clase anterior
¿Qué necesitas (=nodig hebben) para Español?
¿Cuántas personas hablan (praten) español en el mundo?
Un festival en España se llama ....
¿Cómo se dice 'hoe gaat het' en español?

Slide 3 - Diapositive

La clase anterior
¿Cuántos hijos tengo?
¿Cúales son mis aficiones?
¿Qué es mi lugar de nacimiento?
¿Qué pasa cuando no has hecho los deberes?

Slide 4 - Diapositive



Fragmento de video

 'el casting'
Bekijk het fragment en beantwoord de vragen

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?
A
Hoe heet je?
B
Hoe oud ben je?
C
Waar kom je vandaan?
D
Hoe gaat het?

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar?

Sonia geeft haar 'número de teléfono' aan Marcos.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...
A
Vivo en...
B
Me llamo...
C
Tengo...años.
D
Soy de...

Slide 9 - Quiz

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?
A
Hoe oud ben je?
B
Hoe gaat het met je?
C
Waar woon je?
D
Hoe heet je?

Slide 10 - Quiz

1 - ¿Cuántos años tienes?
2 -¿Cuándo es tu cumpleaños?
3 - ¿Tienes hermanos?
4 - ¿Cuál es tu asignatura favorita?
5 - ¿Qué son tus aficiones?

Slide 11 - Question ouverte

Los deberes: het werkwoord 'ser' -
Wat betekent het en hoe vervoeg je het?
timer
1:00

Slide 12 - Question ouverte

¡Ya conoces mucho español!
En dúos
Schrijf zoveel mogelijk Spaanse woorden die jij al kent, in je schriftje -  Dat je het misschien een beetje verkeerd spelt, maakt niet uit.
Je krijgt 3 minuten!
Succes!

Slide 13 - Diapositive

timer
1:00
¡Ya conoces mucho español!
Kies 3 woorden waar jij denkt dat een Spaanse uitspraakregel bij hoort



Slide 14 - Carte mentale

La pronunciación
Con tu cuaderno:
Apunta las reglas y los ejemplos

Slide 15 - Diapositive

Pronunciación
v = b --  Valencia
ll = jl  -- amarillo
j = g  -- Juan
ñ = nj  -- España
h = ..   spreek je niet uit! --hola
u = oe  --Cuba 
ch = tsj  -- Chile
ce/ ci = 'thing' - ceremonia
ca/co/cu = ka klank -- casa
que = ke - queso
qui = kie - quizás

Slide 16 - Diapositive

Pronunciación
z = De z wordt uitgesproken als de ‘th’ in het Engelse THING --plaza
G = De g wordt voor e en i uitgesproken als ch in lachen
-- la gente
G = De g wordt voor a, o ,u uitgesproken als een g in goal  -- gustar
R = wordt rollend uitgesproken  (als een dubbele R) aan het begin van een woord.
C = de c wordt voor de a, o, u uitgesproken als een K -- casa
C=  de c wordt uitgesproken als de 'th' in het Engelse THING -- cerveza




Slide 17 - Diapositive

UITSPRAAKREGELS IN HET SPAANS 
     Paella                         Guerra              Vengaboys             Adiós  Costa         Gracias     Cuba       Marbella      Holanda    España         Zaragoza  Cerveza           Barcelona     Cha cha cha   Argentina    Chiquita     Hasta la vista     Qué tal       Piña  Colada      Guapo            Hola          Guitarra               Vamos a la playa          
Don Juan        Gibraltar 

Slide 18 - Diapositive

Spellen…/Deletrear
1.Estudia página cinco (5) del reader
2. Marca (markeer) las letras que te parecen difíciles.
3. Busca como deletreas tu nombre (=naam) y apellido (=achternaam) y apúntalo en tu cuaderno

Frase útiles de la clase:
Hoe schrijf je…? --> ¿Cómo se escribe…? Je schrijft het… --> Se escribe….
Hoe spel je…? --> ¿Cómo se deletrea? Je spelt het --> Se deletrea…

Slide 19 - Diapositive

Los deberes para la próxima clase
Herhalen het werkwoord 'SER'
De uitspraakregels (aantekeningen)
Spellen (aantekeningen)
De klassenzinnen van vandaag

Slide 20 - Diapositive

¿Hay preguntas? (Zijn er vragen?)
Welke woorden ga jij onthouden?

Slide 21 - Diapositive

Hola
Buenos días
Buenas tardes
¿Qué tal? 
bien / mal / regular
Yo soy...
Me llamo...
¡Adiós!
¡Hasta luego!
Hallo
Goedemorgen
Goedemiddag
Hoe gaat het?
goed/slecht/redelijk
Ik ben ...
Ik heet...
Dag!
Tot ziens!

Slide 22 - Diapositive