H5 Havo 3 deel 5 2021

Chapitre 5
Formidable!

Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Chapitre 5
Formidable!

Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby

Slide 1 - Diapositive

Planning d'aujourd'hui
*Intro
Nakijken/bespreken C: 13 t/m 15
Oefenen voor het So

Slide 2 - Diapositive

Résumé
Formidable!
Hobby / passe temps
Parler de son week-end
L'imparfait
Le verbre: mettre
L'adjectif qualicatif 


Slide 3 - Diapositive

Nantes

Slide 4 - Diapositive

Grand Éléphant aux Machines de l'île à Nantes....

Slide 5 - Diapositive

Passe-temps

Faire un sport
Assiter à un concert
Regarder Netflix
Faire de la musique
Faire de la cuisine
Lire



Slide 6 - Diapositive

Oefenen met de imparfait
We gaan nogmaal eens oefenen met de imparfait.

Slide 7 - Diapositive

Les devoirs
Maken in je papieren werkboek: opdracht C:  13 t/m 15

Pak je boek erbij!
Kijk mee!
Luister mee!
Denk mee!
Vul in!

Slide 8 - Diapositive

Bron C: L'imparfait
De verleden tijd

Hoe klinkt dat in het Nederlands?

Slide 9 - Diapositive

présent - imparfait
ik heb - ik had
ik ben - ik was
ik ga - ik ging
ik loop - ik liep
ik werk - ik werkte
ik eet - ik at
ik praat - ik praatte

Slide 10 - Diapositive

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter

Slide 11 - Diapositive

Uitgangen imparfait
Je parlais
Tu parlais
Il/ elle/ on parlait
Nous parlions
Vous parliez
Ils/ elles parlaient

Slide 12 - Diapositive

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.
vb: hij praatte --> praten --> parler --> parlons

stap 2
Haal -ons van het ww af
vb: parlons --> parl

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
vb: parl --> il parlait

Slide 13 - Diapositive

Hoe zeg je: Wij praatten
A
Nous parlons
B
vous parlez
C
nous parlions
D
vous parliez

Slide 14 - Quiz

Vertaal: Zij hadden
A
ils avaient
B
ils avait
C
ils avent
D
ils ont

Slide 15 - Quiz

Vertaal: Zij nam
A
elle prendrait
B
elle prendait
C
elle prenait
D
elle prenaient

Slide 16 - Quiz

Uitzonderingen...
être --> uiteraard!

Bij dit ww gebruik je niet de nous-vorm om de imparfit te maken, maar je gebruikt
ét....

En daar plaats je de uitgangen achter. Bijv.
Elle était

Slide 17 - Diapositive

Vous avez encore des questions?

Slide 18 - Diapositive

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wat doe je graag in het weekend?  * Houd je van teamsporten? 
* Wat doe je nog meer? * Heb je gitaarles?
* Speel je allang? Is het belangrijk om een goed instrument te hebben?

Hoe zeg je:
* Ik vind het leuk om paard te rijden  * Ja of nee omdat.....
* Ik speel gitaar * Ja, ik heb les op vrijdag en ik moet veel oefenen.
* Ik ben een beginner, ik ben twee maanden gelden begonnen. * Ja .....

Slide 19 - Diapositive

Qu'est-ce que tu aimes faire le week-end?
J'aime faire de l'equitation

Slide 20 - Diapositive

Tu aimes les sports d'équipe?
Oui, ça me plaît beaucoup.
Non, je préfère les sports individuels.

Slide 21 - Diapositive

Qu'est-ce que tu fais d'autre?
Je joue de la guitare.

Slide 22 - Diapositive

Tu prends des cours de guitare?
Oui, j'ai un cours le vendredi et je dois beaucoup m'excercer.

Slide 23 - Diapositive

Tu joues depuis longtemps?
Je suis débutant(e), j'ai commencé il y a deux mois.

Slide 24 - Diapositive

C'est important d'avoir un bon instrument?
 Oui, et aussi d'avoir un prof sympa.

Slide 25 - Diapositive

Als je het eens of oneens bent.
Je suis tout à fait d'accord avec toi.
Moi aussi, je trouve ça nul / super.
Je ne suis pas d'accord avec toi. 

Slide 26 - Diapositive