Paragraaf 3.2 Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?

Week 2 (vanaf 9 januari)
Pincode Hoofdstuk 3. Hoe werken markten?
  1. Wat is de vraag?
  2. Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
  3. Hoe werkt de markt?
  4. Wat speelt er op de arbeidsmarkt?
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Week 2 (vanaf 9 januari)
Pincode Hoofdstuk 3. Hoe werken markten?
  1. Wat is de vraag?
  2. Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
  3. Hoe werkt de markt?
  4. Wat speelt er op de arbeidsmarkt?

Slide 1 - Diapositive

Opgave 12 (vraag)

De vraagvergelijking naar truien in een winkel is qv = –2p + 900.
a. Teken de vraaglijn in je schrift.
b. De vraag bedraagt 840 stuks. De prijs daalt met 50%. Met hoeveel procent stijgt dan de vraag?
  • 840 = -2p + 900  ⇒ -60 = -2p ⇒ p = -60 ÷ -2 = 30
  • als de prijs daalt met 50% dan wordt de prijs 15
  • de gevraagde hoeveelheid wordt dan – 2 × 15 + 900 = 870
  • de gevraagde hoeveelheid stijgt dan met (870 - 840) ÷ 840 × 100% = 3,6%
c. Geef de vraagverandering weer in je grafiek.
d. Is hier sprake van een verschuiving op de vraaglijn of van de vraaglijn? Licht je antwoord toe.
  • het is een verschuiving op de vraaglijn, de betalingsbereidheid blijft hetzelfde, alleen neemt de vraag toe bij een lagere prijs



Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen H3. Hoe werken markten?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 3 - Diapositive

Als de prijs van een product stijgt, dan daalt de vraag naar dat product. Wat gebeurt er met het aanbod van een product als de prijs van dat product stijgt?
het aanbod daalt
het aanbod blijft gelijk
het aanbod stijgt

Slide 4 - Sondage

Verkoopbereidheid
Net als consumenten reageren producenten ook op veranderingen in de prijs, alleen dan tegenovergesteld. Dit wordt zichtbaar in de aanbodlijn, die de verkoopbereidheid weergeeft.

  • als de prijs stijgt, stijgt het aanbod
  • als de prijs daalt, daalt  het aanbod

Slide 5 - Diapositive

Aanbodlijn
Een aanbodlijn laat in een grafiek zien hoe het aanbod reageert op een verandering in de prijs. De aanbodlijn geeft de verkoopbereidheid  weer.

Let op!
  • y-as = oorzaak = veranderende prijs (p)
  • x-as = gevolg = gevraagde hoeveelheid (q)


Slide 6 - Diapositive

Aanbodfunctie
Je kunt de aanbodlijn tekenen met de aanbodfunctie.





Voorbeeld
De aanbodfunctie van smartphones is qa = 0,3p - 25. Wat is de aangeboden hoeveelheid qa als de prijs € 350 is?, en wat als de prijs € 150 is?
  • bij een prijs van is € 350 de aangeboden hoeveelheid qa = 0,3 × € 350 - 25 = 80 stuks
  • bij een prijs van is € 150 de aangeboden hoeveelheid qa = 0,3 × € 150 - 25 = 20 stuks

Slide 7 - Diapositive

Tekenen aanbodlijn
Je kunt de aanbodlijn tekenen met de aanbodfunctie.

Stappenplan (van bijvoorbeeld de vraaglijn qa = 0,3p - 25):
1. bereken de prijs als qa = 0
  • 0 = 0,3p - 25 ⇒ -0,3p = -25 ⇒ p = -25 ÷ -0,3 ⇒ p = 83,33 ⇒ punt op de y-as (0; 83,33)
2. Bereken bij een hogere prijs dan stap 1 hoeveel er wordt aangeboden (bijv. p = 250)
  • qa = 0,3 x 250 - 25 ⇒ qa = 50                                                       ⇒  punt (50; 250)
3. teken een assenstelsel met op de y-as de prijs (p) en de x-as de aangeboden hoeveelheid (q)
4. teken de berekende punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn

Opdracht: teken de aanbodlijn van de aanbodfunctie qa = 5p - 100 

Slide 8 - Diapositive

Aanbodfactoren
De aanbodfactoren beïnvloeden het aanbod:
  
1. de prijs (verschuiving op de aanbodlijn, zie figuur 7)
2. andere aanbodfactoren (verschuiving van de aanbodlijn, zie figuur 8)
  • de kosten veranderen
  • de technologie verbetert

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Wat gebeurt er met het aanbod van een product als de prijs ervan stijgt?
A
die daalt
B
die blijft gelijk
C
die stijgt

Slide 11 - Quiz

Wat geeft een aanbodlijn weer?
A
de kortingsbereidheid
B
de betalingsbereidheid
C
de koopbereidheid
D
de verkoopbereidheid

Slide 12 - Quiz

Wat staat er op de horizontale as (x-as) van de aanbodlijn (en ook van de vraaglijn!)
A
de prijs
B
de hoeveelheid
C
de kosten
D
de omzet

Slide 13 - Quiz

Wat is de oorzaak in een aanbodfunctie (en ook in een vraagfunctie!)
A
de prijs
B
de hoeveelheid
C
de kosten
D
de omzet

Slide 14 - Quiz

De aanbodfunctie van appels is q = 900p - 100.
Wat wordt het aanbod bij een prijs per appel van € 0,50.
A
150
B
250
C
350
D
450

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er met de aanbodlijn van elektrische fietsen als de kosten van accu's stijgen?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er met de aanbodlijn van chromebooks als de prijs ervan daalt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets

Slide 17 - Quiz

Leerdoelen H3. Hoe werken markten?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 18 - Diapositive

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 3.2 Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
Opgaven 16, 17, 18, 19, 20 en 21 (vanaf pagina 72) maken in je schrift

Slide 19 - Diapositive

Week 3 (vanaf 16 januari)
Pincode Hoofdstuk 3. Hoe werken markten?
  1. Wat is de vraag?
  2. Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
  3. Hoe werkt de markt?
  4. Wat speelt er op de arbeidsmarkt?

Slide 20 - Diapositive

Opgave 19 (aanbodlijn)

a. Teken de aanbodlijn van de vergelijking qa = 0,8p – 40. 
  • 1. bereken de prijs als qa = 0
  • 0 = 0,8p - 40 ⇒ -0,8p = -40 ⇒ p = -40 ÷ -0.8 ⇒ p = 50 ⇒ punt op de y-as (0, 50)
  • 2. Bereken bij een hogere prijs dan stap 1 hoeveel er wordt aangeboden (bijv. p = 100)
  • qa = 0,8 x 100 - 40 ⇒ qa = 40 ⇒ punt (40, 100)
  • 3. teken assenstelsel met op de y-as de prijs (p) en op de x-as de gevraagde hoeveelheid (q)
  • 4. teken de berekende punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn
b. Hoeveel producten biedt een producent aan bij bovenstaande vergelijking als de prijs € 40 is?
  • qa = 0,8 x 40 - 40 ⇒ qa = -8 
  • dus er is geen producent die dit product aanbiedt voor een prijs van € 40!



Slide 21 - Diapositive

Leerdoelen H3. Wat is de vraag?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 22 - Diapositive

 (vraag en aanbod)
Kijkvragen:
1. wat gebeurt er met de prijs als het aanbod daalt? 
2. wat gebeurt er met de prijs als de vraag stijgt?
3. wat wordt er bedoeld met de loon-prijs spiraal?

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

(vraag en aanbod)
Kijkvragen:
1. wat gebeurt er met de prijs als het aanbod daalt? (kroon)
  • als aanbod ↓ ⇒ aanbodlijn verschuift naar links ⇒ prijs ↑
  • maar als aanbod ↑ ⇒ aanbodlijn verschuift naar rechts ⇒ prijs ↓
2. wat gebeurt er met de prijs als de vraag stijgt? (valentijsdag)
  • als vraag ↑ ⇒ vraaglijn verschuift naar rechts ⇒ prijs ↑
  • maar als vraag ↓ ⇒ vraaglijn verschuift naar links ⇒ prijs ↓
3. wat wordt er bedoeld met de loon-prijs spiraal?
  • als de prijzen ↑ ⇒  vraag ↓ ⇒ prijzen ↓
  • maar als dan de lonen ↑ ⇒ vraag ↑ ⇒ prijzen ↑
  • loon-prijs spiraal: prijzen ↑ ⇒ lonen ↑ ⇒ prijzen ↑ ⇒ lonen ↑ ⇒ prijzen ↑ ⇒ lonen ↑ ⇒ prijzen ↑

Slide 25 - Diapositive

We hebben het gehad over
vraag & aanbod. Wat zou dan het
marktevenwicht zijn?

Slide 26 - Carte mentale

Marktevenwicht
Het snijpunt van de vraag- en aanbodlijn is het marktevenwicht. Hierbij is de vraag gelijk aan het aanbod (qv = qa).

Bij dit marktevenwicht hoort
de evenwichtsprijs en de
evenwichtshoeveelheid.

Slide 27 - Diapositive

Vraag- of aanbodoverschot
Er kan tijdelijk een vraagoverschot of aanbodoverschot ontstaan. Uiteindelijk keert de markt weer terug naar een evenwichtsprijs.

  • een overschot is het verschil tussen de vraag en het aanbod
  • er is sprake van een vraag-overschot als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs
  • er is sprake van een aanbod-overschot als de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Welke situatie doet zich voor in het marktevenwicht?
A
Qa < Qv
B
Qa = Qv
C
Qa > Qv
D
Qa ≠ Qc

Slide 30 - Quiz

De vraagfunctie van appels is Qv = -100p + 950 en
de aanbodfunctie van appels is Qa = 900p - 50.
Wat wordt de evenwichtsprijs?
A
€ 0,50
B
€ 1,00
C
€ 1,50
D
€ 1,75

Slide 31 - Quiz

De vraagfunctie van appels is Qv = -100p + 950 en
de aanbodfunctie van appels is Qa = 900p - 50.
Wat wordt de evenwichtshoeveelheid?
A
500 appels
B
750 appels
C
850 appels
D
900 appels

Slide 32 - Quiz

Er is sprake van een vraagoverschot als ...
A
de prijs onder de evenwichtsprijs ligt
B
de prijs boven de evenwichtsprijs ligt
C
als de vraag kleiner is dan het aanbod
D
als de vraag groter is dan het aanbod

Slide 33 - Quiz

Leerdoelen H3. Hoe werken markten?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 34 - Diapositive

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 3.2 Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
Opgaven 22, 23, 24 en 25 (vanaf pagina 75) maken in je schrift

Slide 35 - Diapositive