1mh unité 3:Regelmatige ww-er (les 2 herhaling)

Les verbes -er
Unité Apprendre 3
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les verbes -er
Unité Apprendre 3

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijke
voornaamwoorden
Nederlands

Slide 2 - Carte mentale

Ik
jij
hij/ zij/ men
wij
jullie
zij (mv)
je/ j'
tu
il/ elle/ on
nous
vous
ils/ elles

Slide 3 - Question de remorquage

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER.
Bijvoorbeeld:
danser (dansen)
travailler (werken)
donner (geven)
parler
 

Slide 4 - Diapositive

Hoe vervoeg je deze werkwoorden?

STAP 1. Stam maken: je haalt -ER eraf
Bijvoorbeeld:
parler --> parl-
danser --> dans-

Slide 5 - Diapositive

Instructie
Schrijf de stam op van de werkwoorden.
Schrijf alles met kleine letters!

Slide 6 - Diapositive

Wat is de stam van het werkwoord 'parler'?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord 'regarder'?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord 'travailler'?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord 'sauter'?

Slide 10 - Question ouverte

STAPPENPLAN
STAP 1 Stam maken -ER

STAP 2 Stam op schrijven

STAP 3 uitgang opschrijven


je donne                   =  ik geef
tu donnes                =  jij geeft
il  donne                    = hij geeft     
elle donn               = zij geeft
on donn                 = men geeft  
nous donnons        = wij geven
vous donnez         = jullie  geven  vous donnez           = u geeft
ils / elles donnent = zij geven

Slide 11 - Diapositive

Stappenplan ww-er
= REGEL
= uit je hoofd leren

Stap 1 stam maken -er
Stap 2 stam op schrijven
Stap 3 uitgang er aan
uitgangen
je                  + e
tu                  + es
il / elle / on  + e
nous              + ons
vous              + ez
ils / elles        + ent

Slide 12 - Diapositive

Let op 

Slide 13 - Diapositive

Instructie
Geef de juiste vorm van het werkwoord.
Let goed op het onderwerp!

Slide 14 - Diapositive

Je / J'
Tu
il / elle / on
Nous
Vous
ils / elles
e
es
e
ons
ez
ent

Slide 15 - Question de remorquage

Instructie
Koppel de uitgang 
aan 
het juiste persoonlijke voornaamwoord

Slide 16 - Diapositive

ww = PARLER
nous.....
A
parles français.
B
parlons français.
C
parlent français
D
parlez français.

Slide 17 - Quiz

ww = TÉLÉPHONER
tu....
A
téléphone ta mère.
B
téléphones ta mère.
C
téléphonez ta mère.
D
téléphonent ta mère.

Slide 18 - Quiz

ww = AIMER
je / j'
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.

Slide 19 - Quiz

ww = REGARDER
ils....
A
regardes le football.
B
regardons le football.
C
regardez le football.
D
regardent le football.

Slide 20 - Quiz

ww = PARLER
vous.....
A
parle japonais.
B
parles japonais.
C
parlez japonais.
D
parlent japonais.

Slide 21 - Quiz

Instructie
Schrijf de goede vorm van het werkwoord op.
schrijf het in kleine letters.
Het onderwerp schrijf je NIET op!

Slide 22 - Diapositive

Hoe vervoeg je het werkwoord 'oublier':
nous .....?

Slide 23 - Question ouverte

Hoe vervoeg je het werkwoord 'adorer': Roos et Anne (elles) ...... ?

Slide 24 - Question ouverte

Hoe vervoeg je het werkwoord 'donner':
Vous ...... ?

Slide 25 - Question ouverte

Hoe vervoeg je het werkwoord 'parler': Marie ...... ?

Slide 26 - Question ouverte