le futur proche et futur simple

Programme du jour
- Grammaire: futur proche et futur simple.
oefenen online met laptop

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programme du jour
- Grammaire: futur proche et futur simple.
oefenen online met laptop

Slide 1 - Diapositive

Futur proche
Wat is de futur proche? 
Een tijd waarmee je aangeeft dat er iets binnenkort gaat gebeuren.
Voor het maken van de futur proche heb je het werkwoord 'aller' = gaan nodig. 



Slide 2 - Diapositive

Le futur proche

Slide 3 - Diapositive

futur proche

Slide 4 - Diapositive

De futur proche betekent de nabije toekomst in het Nederlands.
Hoe vorm je de 'futur proche'?
A
een vorm van gaan (aller) + hele werkwoord
B
Hele werkwoord + uitgangen (ai,as,a,ons,ez,ont)

Slide 5 - Quiz

De futur proche is de..
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nabije toekomende tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 6 - Quiz

Wat is een futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnerais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 7 - Quiz

Wat is een futur proche?
A
Nous chantons
B
Nous chanterions
C
Nous avons chanté
D
Nous allons chanter

Slide 8 - Quiz

Le futur simple
J'utiliserai le futur simple!

Slide 9 - Diapositive

Le futur simple

Slide 10 - Diapositive

Futur simple - toekomende tijd
- beschrijft een gebeurtenis in de toekomst
- in het Nederlands gebruik je het hulpwerkwoord ZULLEN maar er is geen ww. zullen in het Frans
- in het Frans wordt achter het infinitief een uitgang (woord) geplaatst
- voor regelmatige vorm is: HELE WERKWOORD + UITGANG

Slide 11 - Diapositive

Stappenplan voor de futur:

  1. Neem het hele werkwoord 
  2. + uitgang: ai, as, a, ons, ez, ont
  3. Lijkt op AVOIR

Slide 12 - Diapositive

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Il / Elle / On
manger
-a
Il mangera
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 13 - Diapositive

Le futur simple
Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige futur simple. De stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 14 - Diapositive

Onregelmatige ww.
être
je serai, tu seras .... 
avoir
j'aurai, tu auras ...., ils auront, ...
faire
je ferai, tu feras, ..., nous ferons, ..... 
aller
j'irai, tu iras, Il ira, .... vous irez, ..... 
pouvoir
je pourrai, ...
vouloir
je voudrai, tu voudras, .... 
venir
je viendrai, tu viendras, ....
devoir
je devrai, .... nous devrons, vous devrez, .... ils devront, .... 

Slide 15 - Diapositive

hoe maak je de futur simple?
A
stam + uitgangen -ais - ais etc.
B
infinitif + uitgangen -ais -ais etc
C
stam + uitgangen -ai -as etc.
D
infinitif + uitgangen -ai -as etc.

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 17 - Quiz

Futur simple
A
Tu seras à la maison
B
Tu serais à la maison
C
Tu es à la maison
D
Tu a été à la maison

Slide 18 - Quiz

futur simple:
hij zal zijn
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 19 - Quiz

Futur simple:
ik zal kunnen
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 20 - Quiz

Oefenen op verbuga.eu
https://www.verbuga.eu/Mise/Mise.html   Log in en vink aan:
Tijden: futur proche, futur.
onregelmatige: aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir.
regelmatige: allemaal
Beginnen

 

Slide 21 - Diapositive