Formatieve toets hoofdstuk 1 par 1.1 tm 1.4

Hoofdstuk 1 Wereldeconomie
Formatieve toets 
paragraaf 1.1 tm 1.3
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 Wereldeconomie
Formatieve toets 
paragraaf 1.1 tm 1.3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn weinig sectoren in de wereld die door de globalisering ingrijpender veranderd zijn dan de kleding- en textielindustrie. Niet alleen de productiewijze is sterk veranderd, maar vooral ook de gebieden waar kleding en textiel gemaakt worden. Dat deze ontwikkeling winnaars en verliezers telt, is een kenmerkende eigenschap van globalisering.

Beredeneer in een logische volgorde waarom juist de productie van kleding en textiel gevoelig is voor globalisering. Tip; gebruik het begrip arbeidsintensief.

Slide 2 - Question ouverte

Er zijn weinig sectoren in de wereld die door de globalisering ingrijpender veranderd zijn dan de kleding- en textielindustrie. Niet alleen de productiewijze is sterk veranderd, maar vooral ook de gebieden waar kleding en textiel gemaakt worden. Dat deze ontwikkeling winnaars en verliezers telt, is een kenmerkende eigenschap van globalisering.

Beredeneer in een logische volgorde waarom juist de productie van kleding en textiel gevoelig is voor globalisering. Tip; gebruik het begrip arbeidsintensief. 

De regionale ongelijkheid in China is snel gestegen na het politieke besluit in de jaren tachtig om het land te openen voor internationale bedrijven.
Leg uit waarom hierdoor de regionale ongelijkheid toenam

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de ruimtelijke gevolgen van globalisering naar de juiste plaats
Nieuwe afzetmarkten
Verplaatsen van de maakindustrie
MNO's zijn steeds weer op zoek naar de goedkoopste mogelijkheden.
MNO's doen alleen wat een ander niet kan.
Slow world en fast world
Uitschuiving
Klanten in opkomende landen
Doorschuiven
Core business
Verbrokkeling

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

A leeftijdsopbouw
B natuur
C ligging
D koloniaal verleden
E politieke systeem
F ongelijkheid
G rol in wereldsysteem
3 Zijn de moessonregens overvloedig dan hebben we een topoogst.
1 Grondstoffen zijn ons belangrijkste exportproduct.
2 De nieuwe spoorlijn haalt ons eindelijk uit het isolement.
4 De Gini-coëfficiënt is hoog in ons land.
6 Het democratisch gehalte is nog laag.
7 Ons belang stond eeuwenlang op de tweede plaats.
5 De groei van het bnp houdt de bevolkingsgroei niet bij.

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom delen westerse mno's de productieketen van goederen steeds meer op over verschillende gebieden?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer het economisch slechter gaat, zie je vaak dat de overheid importbelasting gaat heffen op buitenlandse goederen.
Wat is het voordeel voor het land van deze importheffing?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Globalisering verbindt gebieden, maar kan gebieden ook kwetsbaar maken. Dat geldt zeker ook voor de kledingindustrie.
Probeer dit met een oorzaak-gevolgrelatie uit te leggen. Je mag een voorbeeld gebruiken.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Global shift gebeurt van..
A
periferie -> centrum
B
(semi)periferie -> centrum
C
Centrum -> (semi)periferie
D
Semi-periferie -> periferie

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk nadeel hebben lage importheffingen voor de lokale bedrijven in de Filipijnen?
A
dat ze niet veel geld verdienen
B
ze kunnen niet meer concurreren met buitenlandse bedrijven
C
Dat het interessant wordt om dingen te kopen in het buitenland. (importeren)
D
Buitenlandse bedrijven doen het meestal beter dan lokale bedrijven

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vrijhandel kent ook nadelen. Wat is een nadeel van vrijhandel?
A
protectionisme
B
exportgerichte industrialisatie
C
vrijemarkteconomie
D
global shift

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn BRIC-landen?
A
Landen die bakstenen maken en exporteren
B
Opkomende landen gelinkt aan welvaart
C
De grootste landen van de wereld
D
De vier rijkste landen in de wereld

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een oorzaak van Global Shift?
A
Opdeling productieketen
B
Goedkoper transport
C
Lage lonen
D
Verdwijnende handelsgrenzen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

A De koloniën worden onafhankelijk.

B Deze kolonie wordt door het moederland gebruikt als wingewest.


C Het economisch kerngebied op aarde verschuift.

D Twee grootmachten staan dreigend tegenover elkaar.

E Zij pleiten voor vrijhandel in de wereld.
dekolonisatie 
exploitatiekolonie 
global shift 
Koude Oorlog
WTO

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De wereldeconomie zoals wij die nu kennen heeft zich in een aantal stappen ontwikkeld. Zet onderstaande stappen in de juiste tijdsvolgorde. 1 = oudst


1
2
3
4
De binnenlanden blijven voorlopig onaangeroerd.

B De taak van de kolonie? Grondstoffen leveren aan het moederland.

C gewapende vrede

D Vrijhandel wint steeds meer terrein.

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Na 1990 verplaatsen mno's steeds vaker hun maakindustrie naar niet-westerse gebieden, bijvoorbeeld naar BRICS-landen. Waarom doen deze mno's dat?
A
De transportkosten van goederen stijgen.
B
De afzetmarkt in die landen groeit.
C
De onrust onder de bevolking van de BRICS-landen daalt.
D
Gebrek aan vaklui in de westerse landen.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een gevolg van global shift?
A
De rol van de BRICS-landen in de wereldeconomie wordt kleiner.
B
Het kerngebied van de wereldeconomie verschuift van de Grote naar Atlantische Oceaan.
C
Mno's verplaatsen hun maakindustrie naar ontwikkelingslanden.
D
Er ontstaan meerder economische kerngebieden in de wereld

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het belangrijkste verschil tussen handelskolonialisme en industriële kolonialisme is dat bij handelskolonialisme:
A
alleen aan de kust handelsposten werden gesticht.
B
de kolonie hetzelfde politieke systeem kreeg als het moederland
C
de taal en het onderwijs van het moederland werd overgenomen door de kolonie
D
Nederland geen rol van betekenis speelde

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog nam het aantal staten in de wereld snel toe. Met welk begrip kun je deze toename verklaren?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke uitspraken over de figuur hiernaast zijn juist?
A
De rijke landen drijven vooral handel met elkaar.
B
De dekolonisatie moet nog beginnen
C
Het figuur past bij het handelskolonialisme
D
Het figuur past bij de Koude Oorlog.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent scharreleconomie?
A
mensen doen werk waar geen belasting over betaalt wordt
B
mensen bedelen voor geld
C
mensen doen werk dat niet geregistreerd staat
D
mensen lopen als scharrelkippen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De mensen die werken voor een inkomen
A
ambtenaren
B
sukkels
C
beroepsbevolking
D
bevolking

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 3 redenen waarom een mno in een land zich zal vestigen

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zie je aan de inhoud van de containers dat de VS in ontwikkeling vóórloopt op China?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordeel onderstaande stellingen en kies het juiste antwoord.
I Door de global shift ontstaat een wereldeconomie met meerdere kerngebieden.
II Global shift kan de positie van de centrumlanden in de wereldeconomie verzwakken.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist.

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een voordeel van vrijhandel

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een nadeel van vrijhandel

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de juiste combinaties
China en India horen erbij
Daar gaat veel eenvoudige maakindustrie naartoe.
Van grondstof tot eindproduct
Verplaatsing van het economisch zwaartepunt
Global Shift
BRICS
Lagelonenlanden
Productieketen

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke drie ontwikkelingen hebben de verschuiving van de handelspatronen versterkt en mogelijk gemaakt?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een interne politieke reden die armoede in een land kan verklaren

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk eerst de afbeelding.

I. In de dorpen direct rondom Utrecht komen naar verhouding minder hoge inkomens voor dan in
Utrecht.

II. Oost-Groningen past niet in het patroon van Nederland van regionale inkomensverschillen.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn ontwikkelingskansen voor Oost-Groningen? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Investeringen van de overheid
B
Investeringen in vormen van duurzame energie
C
De leefomgeving
D
Investeren in een olieraffinaderij

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk begrip hoort er niet bij Oost-Groningen?
A
Vertrekoverschot
B
Ontgroening
C
Vestigingsoverschot
D
Vergrijzing

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort niet bij de regio Eindhoven?
A
Kapitaalintensieve industrieen
B
Agglomeratievoordeel
C
Regionaal ontwikkelingsbeleid
D
Brainport

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN gunstige vestigingsfactor voor een bedrijf in de Brainport Eindhoven?
A
Woningaanbod.
B
Aanwezigheid andere bedrijven.
C
Een afzetmarkt.
D
De opleidingsgraad van de bevolking.

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe geeft de aanwezigheid van Brainport Eindhoven de regionale economie een impuls?
A
De aanwezigheid van Brainport Eindhoven zorgt voor meer ...
B
De aanwezigheid van Brainport Eindhoven zorgt voor meer ...
C
De aanwezigheid van Brainport Eindhoven zorgt voor meer ...
D
De aanwezigheid van Brainport Eindhoven zorgt ervoor dat meer bedrijvigheid wordt aangetrokken

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In Eindhoven werken universiteit en bedrijfsleven goed samen
A
Ja, dit is een sturend gebied
B
Ja, zo krijgt men een innovatief gebied
C
Er is een hoogopgeleide bevolking
D
Er is veel maakindustrie

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke sector hoort niet specifiek bij 'Brainport'?
A
Gezondheidszorg
B
Mobiliteit
C
Bio-industrie
D
Duurzame Energie

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Brainport trekt onderzoekers uit de Verenigde Staten en Azië aan op welk schaalniveau?
A
Continentaal
B
Lokaal
C
Regionaal
D
Mondiaal

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk begrip hoort hierbij:
Atoomwapens houden de machtsblokken in evenwicht.

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk begrip hoort hierbij?
Basis van de vrijhandel

Slide 41 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk begrip hoort hierbij?
Start van de plantagelandbouw

Slide 42 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions