Inval voeding 4K

Voeding en vertering. 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Voeding en vertering. 

Slide 1 - Diapositive

Wat is een voedingsmiddel?

Slide 2 - Question ouverte

Hoort het voedingsmiddel bij een plantaardig- of een dierlijk voedingsmiddel?
Dierlijk voedingsmiddel
Plantaardig voedingsmiddel

Slide 3 - Question de remorquage

Welke voedingsstoffen zijn er?

Slide 4 - Carte mentale

voedingsstof die direct in je bloed wordt opgenomen
voedingsstof die eerst verteerd wordt voordat het in je bloed wordt opgenomen
geen voedingsstof
alle koolhydraten behalve glucose
glucose
vetten
voedingsvezel
mineralen
eiwitten
vitaminen
water

Slide 5 - Question de remorquage

Enzymen zitten in verteringssappen en helpen bij het verteren van voedingsstoffen. Enzymen zorgen ervoor dat de vertering van voedingsstoffen                   gaat. Door je voedsel te kauwen,                          je het oppervlak. Hierdoor zijn de voedingsstoffen in het voedsel                            bereikbaar voor de enzymen.
timer
1:30
vergroot
sneller
beter

Slide 6 - Question de remorquage

Welke 3 organen horen bij het verteringsstelsel
A
Maag, darmen, longen
B
Maag, darmen, bloedvaten
C
Hart, darmen, maag
D
Maag, slokdarm, darmen

Slide 7 - Quiz

Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige darm
Maag

Slide 8 - Question de remorquage

Slokdarm
Lever
Dunne darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Twaalfvingerige darm
Maagportier

Slide 9 - Question de remorquage

Wat zijn enzymen en welke werking hebben enzymen bij reacties in het lichaam?
A
Eiwitten die een reactie versnellen
B
Koolhydraten die een reactie versnellen
C
Eiwitten die reacties remmen
D
Koolhydraten die reacties remmen

Slide 10 - Quiz

In de afbeelding zie je de optimumkromme van een menselijk enzym voor de temperatuur. Hierin komen de trajecten 1, 2, 3 en 4 voor.

In welke trajecten is er enzymactiviteit?
A
Traject 1 en traject 2
B
Traject 2 en traject 3
C
Traject 2
D
Traject 3 en traject 4

Slide 11 - Quiz

Tussen welke trajecten ligt de maximumtemperatuur?
A
Traject 1 en traject 2
B
Traject 2 en traject 3
C
Traject 3 en traject 4
D
Traject 4 en traject 1

Slide 12 - Quiz

    Welke van de voedingsstoffen moet je verteren?
WEL verteren
NIET verteren
vetten
Koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 13 - Question de remorquage

                                  Wat is de functie?
speeksel
maagsap
gal
darmsap
alvleessap

voedsel smeuig maken,
start vertering van zetmeel

doden bacterien
vertering eiwitten

emulgeert vetten:
grote vetdruppels worden kleine vetdruppels
vertering eiwitten, vetten en koolhydraten afmaken
vertering vetten, eiwitten en koolhydraten 

Slide 14 - Question de remorquage

Wat is emulgeren?
A
Gal dat vet helemaal weg haalt
B
Alvleessap dat vetten afbreekt
C
Gal dat vetten in kleinere stukjes verdeeld
D
Maagsap dat bacteriën doodt.

Slide 15 - Quiz

Voedsel kun je conserveren. Cup a soup is geconserveerd. We noemen deze methode..
A
Luchtdicht verpakken
B
Pasteuriseren
C
Drogen
D
Steriliseren

Slide 16 - Quiz

Verzadigd vet, of onverzadigd vet?
Onverzadigd vet
Verzadigd vet

Slide 17 - Question de remorquage

De grondstofwisseling is de hoeveelheid energie welke het lichaam in volledige rust gebruikt.
Wat is waar?
A
In de winter is de grondstofwisseling hoger.
B
In de zomer is de grondstofwisseling hoger.
C
Iemand met veel spiermassa heeft een hogere grondstofwisseling.
D
Iemand met weinig spiermassa heeft een hogere grondstofwisseling.

Slide 18 - Quiz

Wat is de rol van voedingsvezels bij de vertering?
A
zorgen voor oppervlakte vergroting
B
zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
helpen bij vertering van vet
D
helpen bij vertering van koolhydraten

Slide 19 - Quiz

Je wilt weten of ergens zetmeel in zit. Waarmee kun je dat nagaan?
A
Magnesium
B
Rijst
C
Zetmeeloplossing
D
Jodium

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we het afwisselend samentrekken van de kringspieren en lengtespieren?
A
Vertering
B
Voortstuwing voedsel
C
Darmperistaltiek
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Vidéo

Welk orgaan zorgt er voor dat de voedingsstoffen in het bloed komen?
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
maag
D
lever

Slide 24 - Quiz

Wat is de voornaamste functie van eiwitten?
A
bouwstof
B
brandstof
C
reservestof
D
beschermende stof

Slide 25 - Quiz

Vleeseter
Alleseter
Planteneter

Slide 26 - Question de remorquage