Lesw. 05-09 karakters en tijd

Welkom bij Nederlands!
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wie ben ik? 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Favoriete series

Slide 7 - Diapositive

Favoriete series

Slide 8 - Diapositive

Favoriete series

Slide 9 - Diapositive

In deze les:

  • Terugblik: romans, soorten boeken en bibliotheekboeken
  • Huiswerk gemaakt?
  • Uitleg: karakters, types, eigenschappen en identificatie
  • Doen:
    1.3 Karakter, type, eigenschappen en personificatie B en C
  • Terugkijken: wat hebben we vandaag gedaan?

Doelen van deze les:

1.  Aan het einde van de les kun je uitleggen wat het verschil is tussen karakters en types;

2. Aan het einde van de les kun je vertellen wat identificatie is;






Slide 10 - Diapositive

Inloggen bij Learnbeat
Een kernzin is een zin in de alinea met de belangrijkste informatie van de alinea.

Vaak is het de eerste zin van de alinea.

Slide 11 - Diapositive

Een kenmerk van een roman is dat er altijd maar één personage in zit.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Er bestaan verhalenbundels waarin elk verhaal andere personages heeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat kun je in een verhaal te weten komen over de personages?

Slide 14 - Question ouverte

Karakters
Personages die zo uitgebreid worden beschreven, dat je ze leert kennen als echte mensen noemen we karakters

Hieronder vallen:
  • de hoofdpersoon;
  • sommige bijfiguren waar je heel veel over te weten komt.

Slide 15 - Diapositive

karaktereigenschappen

Slide 16 - Diapositive

Meneer Van Loon leest voor!

Slide 17 - Diapositive

Welke karaktereigenschappen heeft de hoofdpersoon van dit verhaal?

Slide 18 - Question ouverte

Types
Personen die maar één of twee opvallende eigenschappen hebben en vaak op dezelfde manier reageren, heten types.

Gemene pester, lieve oma.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Wat is geen type?
A
Superman
B
James Bond
C
Mr. Bean
D
Nina Sanders uit GTST

Slide 21 - Quiz

identificatie
Soms kun je helemaal verdiept raken in een boek of een film. Dat komt omdat je meeleeft met de hoofdpersoon.

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk voor woensdag
  • 1.3 Karakter, type, eigenschappen en personificatie, B en C



Slide 23 - Diapositive

In deze les:

  • Terugblik: romans, soorten boeken en bibliotheekboeken
  • Huiswerk gemaakt?
  • Uitleg: karakters en opbouw
  • Doen:
    1.4 Opbouw: tijd, verhaallijn, trucs met tijd
    B en C
  • Terugkijken: wat hebben we vandaag gedaan?

Doelen van deze les:

1.  Aan het einde van de les kun je uitleggen wat het verschil is tussen karakters en types;

2. Aan het einde van de les kun je vertellen wat identificatie is;

3. Aan het einde van de les kun je aan geven verhalen een chronologische of niet-chronologische opbouw hebben;

4. Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een verhaallijn is.




Slide 24 - Diapositive

De opbouw van een verhaal

Slide 25 - Diapositive

Opbouw: chronologische volgorde
De gebeurtenissen worden verteld zoals ze ook in de tijd hebben plaatsgevonden.

Slide 26 - Diapositive

Open of gesloten einde
Een gesloten einde: het probleem is opgelost of het verhaal heeft een slechte afloop. 

Een open einde: het probleem niet opgelost en weet de lezer niet hoe het verder gaat.

Slide 27 - Diapositive

De tijd in een verhaal

Slide 28 - Diapositive

Een verhaallijn
Een verhaallijn bestaat uit alle belangrijke gebeurtenissen die het verhaal vormen.

Slide 29 - Diapositive

Tijdsprong
  • Een schrijver vertelt alleen de belangrijkste momenten. Als er een stuk tijd wordt overgeslagen, noem je dit een tijdsprong.
     
  • In verhalen kunnen korte tijdsprongen zitten.

Slide 30 - Diapositive

Waarom maakt een schrijver een tijdsprong?
A
Om je in spanning te houden.
B
Om het verhaal korter te maken.
C
Om de hoofdpersoon wat rust te gunnen.
D
Om het verhaal niet saai te laten worden.

Slide 31 - Quiz

Een flashback
  • Een tijdsprong terug in de tijd heet een terugblik, ofwel flashback.
  • Een flashback onderbreekt het verhaal een poosje.
  • Schrijvers gebruiken een flashback om een belangrijke gebeurtenis uit het verleden te laten zien.

Slide 32 - Diapositive

Een terugverwijzing 
Er wordt verteld over iets wat vroeger is gebeurd, zónder het verhaal echt te onderbreken. 


Een gedachte of uitspraak.

Slide 33 - Diapositive

Een voortuitwijzing
Een vooruitwijzing doet het omgekeerde: er wordt verteld over iets wat nog gaat komen.

Je weet dat er iets komt, maar hoe gaat dat aflopen?

Slide 34 - Diapositive

In deze les:

  • Terugblik: romans, soorten boeken en bibliotheekboeken
  • Huiswerk gemaakt?
  • Uitleg: karakters en opbouw
  • Doen:
    1.4 Opbouw: tijd, verhaallijn, trucs met tijd
    B en C
  • Terugkijken: wat hebben we vandaag gedaan?

Doelen van deze les:

1.  Aan het einde van de les kun je uitleggen wat het verschil is tussen karakters en types;

2. Aan het einde van de les kun je vertellen wat identificatie is;

3. Aan het einde van de les kun je aan geven verhalen een chronologische of niet-chronologische opbouw hebben;

4. Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een verhaallijn is.




Slide 35 - Diapositive

Bibliotheekboeken

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

De niveaus
 De leeftijdsniveaus zijn:

  • A = 6-9 jaar 
  • B = 9-12 jaar
  • C = 12 jaar en ouder
  • D = 15 jaar en ouder

 De B-boeken zijn misschien wat makkelijker te lezen dan de C-boeken. Maar vaak worden ze ook nog gelezen door de oudere jongeren omdat het onderwerp hen aanspreekt.

Slide 38 - Diapositive

Drie keer kijken
Je bekijkt de voorkant, achterkant en de binnenkant van het boek. Zo kun je in korte tijd veel te weten komen over een boek.

Slide 39 - Diapositive

Bibliotheekboeken

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

De niveaus
 De leeftijdsniveaus zijn:

  • A = 6-9 jaar 
  • B = 9-12 jaar
  • C = 12 jaar en ouder
  • D = 15 jaar en ouder

 De B-boeken zijn misschien wat makkelijker te lezen dan de C-boeken. Maar vaak worden ze ook nog gelezen door de oudere jongeren omdat het onderwerp hen aanspreekt.

Slide 42 - Diapositive

Drie keer kijken
Je bekijkt de voorkant, achterkant en de binnenkant van het boek. Zo kun je in korte tijd veel te weten komen over een boek.

Slide 43 - Diapositive

Bibliotheekboeken

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

De niveaus
 De leeftijdsniveaus zijn:

  • A = 6-9 jaar 
  • B = 9-12 jaar
  • C = 12 jaar en ouder
  • D = 15 jaar en ouder

 De B-boeken zijn misschien wat makkelijker te lezen dan de C-boeken. Maar vaak worden ze ook nog gelezen door de oudere jongeren omdat het onderwerp hen aanspreekt.

Slide 46 - Diapositive

Drie keer kijken
Je bekijkt de voorkant, achterkant en de binnenkant van het boek. Zo kun je in korte tijd veel te weten komen over een boek.

Slide 47 - Diapositive

In deze les:

  • Inloggen bij de methode
  • Terugblik: fictie en non-fictie
  • Uitleg: romans, soorten boeken en bibliotheekboeken
  • Doen:
    1.1 Soorten boeken
    1.2 Boeken uitzoeken
  • Terugkijken: wat hebben we vandaag gedaan?

Doelen van deze les:

1.  Aan het einde van de les kun je vertellen welke soorten boeken er zijn;

2. Aan het einde van de les kun je vertellen hoe je het beste een bibliotheekboek kunt uitzoeken.




Slide 48 - Diapositive