4.2 Keizer, koningen en heren

Van wanneer tot wanneer zijn de vroege middeleeuwen? (...-....)
1 / 35
suivant
Slide 1: Question ouverte
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Van wanneer tot wanneer zijn de vroege middeleeuwen? (...-....)

Slide 1 - Question ouverte

Noem een economische en een politiek verandering in de vroege middeleeuwen ten opzichte van de Romeinse tijd

Slide 2 - Question ouverte

Wat bleef in de vroege middeleeuwen
hetzelfde als je deze periode vergelijkt met de oudheid?

Slide 3 - Question ouverte

Weet je nog hoe het economisch systeem in de vroege Middeleeuwen heette?

Slide 4 - Question ouverte

Waarom werkten veel boeren in de vroege middeleeuwen op een domein?

Slide 5 - Question ouverte

Waarom kon de koning(in) in de vroege middeleeuwen geen belasting heffen?

Slide 6 - Question ouverte

De bron past bij het hofstelsel. Leg dat uit.

Doe het zo:
Een kenmerk van het hofstelsel is … [noem een kenmerk].
Dat zie je op de bron, want … [leg uit].

Slide 7 - Question ouverte

Op het hofstelsel leefden horigen.

Wat was een nadeel voor de horige om op het hofstelsel te leven?

Slide 8 - Question ouverte

Beschrijf in een 5 zinnen de landbouwsamenleving van de vroege Middeleeuwen.

Slide 9 - Question ouverte

Op het hofstelsel leefden horigen.

Wat was een voordeel voor de horige om op het hofstelsel te leven?

Slide 10 - Question ouverte

Zou je op een domein willen wonen in de vroege middeleeuwen? Waarom wel/niet?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Clovis, goede legerleider

Slide 13 - Diapositive

Clovis, gedoopt door de paus. 

Opmerkelijk! Maar voor wat hoort wat 

Slide 14 - Diapositive

Karel de Grote, eveneens samenwerking met de paus 

Slide 15 - Diapositive

Probleem! Hoe ga je dit immense rijk besturen?!
Geen geld, dus geen ambtenaren en vast leger

Slide 16 - Diapositive

Welke bestuurlijk advies willen jullie Karel meegeven?

Slide 17 - Question ouverte

Oplossing: leenstelsel 

Slide 18 - Diapositive

Frankrijk wordt in leengebieden verdeeld 
Graven, hertogen e.d. (= leenmannen) krijgen van Karel (= leenheer) een stuk grond te leen, in ruil daarvoor leveren ze soldaten 

Leenmannen lenen op hun beurt ook stukken leengrond uit aan ridders (= achterleenmannen) 

Slide 19 - Diapositive

Na zijn overlijden, valt het rijk uiteen in drie stukken 

Slide 20 - Diapositive

Leenmannen gingen hun leengebied als bezit zien
De koning verloor daardoor steeds meer macht 

Slide 21 - Diapositive

Kerk
Versterkte boerderij
huizen van boeren
Molen
Landbouwgrond

Slide 22 - Question de remorquage

woeste grond
gebied heer
Horigen

Slide 23 - Question de remorquage

Welke oorzaak voor de val van het Romeinse Rijk zie je?
A
Te klein leger
B
Te hoge belastingen
C
Problemen bij opvolging keizer

Slide 24 - Quiz

Waarom gingen mensen op een domein wonen? Zet in de juiste volgorde. 
veel plunderingen en berovingen
Mensen verhuizen van steden naar platteland om bescherming van machtige boer of heer te krijgen
Geen leger meer ter bescherming
bijna geen handel / geen muntgeld

Slide 25 - Question de remorquage

Op de afbeelding is het Romeinse Rijk te zien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz


Gebruik de bron

Horigen hadden veel plichten.
➤ Welke 2 plichten van horigen zie je in de tekst terug?

Gebruik de bron 

Slide 27 - Question ouverte


Ondanks alle plichten, kon het toch gebeuren dat een boer bij een edelman kwam en vroeg: ‘Mag ik uw horige worden?

➤ Waarom zou een boer horige willen worden? Bedenk de meest logische reden.

Slide 28 - Question ouverte

Lees de bron. Leg met een voorbeeld uit de bron uit hoe geestelijken probeerden Germanen te bekeren tot het christendom.

Slide 29 - Question ouverte

Moslims moeten een bedevaart naar Mekka maken en vijf keer per dag bidden met het gezicht naar Mekka.
Welke drie andere belangrijke plichten (ook wel zuilen genoemd) heeft een moslim?

Slide 30 - Question ouverte

3
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand

Slide 31 - Quiz

4
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand

Slide 32 - Quiz

5
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand

Slide 33 - Quiz

6
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde Stand

Slide 34 - Quiz

8. Welk begrip hoort bij dit plaatje?

Slide 35 - Diapositive