Leerdoelen + herhaling

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe de economie in de vroege middeleeuwen in West-Europa veranderde en die veranderingen verklaren.
Je kunt beschrijven hoe een middeleeuws domein eruitzag.
Je kunt uitleggen hoe het hofstelsel werkte en welke plaats horigen in dat stelsel hadden
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe de economie in de vroege middeleeuwen in West-Europa veranderde en die veranderingen verklaren.
Je kunt beschrijven hoe een middeleeuws domein eruitzag.
Je kunt uitleggen hoe het hofstelsel werkte en welke plaats horigen in dat stelsel hadden

Slide 1 - Diapositive

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.

Slide 2 - Question de remorquage


Ondanks alle plichten, kon het toch gebeuren dat een boer bij een edelman kwam en vroeg: ‘Mag ik uw horige worden?

➤ Waarom zou een boer horige willen worden? Bedenk de meest logische reden.

Slide 3 - Question ouverte


Naast werken op het land, was een horige ook verplicht om herendiensten te doen.

➤ Geef twee voorbeelden van herendiensten.

Slide 4 - Question ouverte


Gebruik de bron

Horigen hadden veel plichten.
➤ Welke twee plichten van horigen zie je in de tekst terug?

Gebruik de bron 

Slide 5 - Question ouverte


➤Waarom maken herendiensten het leven van een horige zwaarder dan die van een vrije boer?

Slide 6 - Question ouverte


Sommige mensen vinden dat de middeleeuwen een donkere tussentijd is.

➤Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat sommige mensen gelijk hebben als ze zeggen dat het een donkere tussentijd is.

Slide 7 - Question ouverte

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe het Frankische Rijk ontstond.
Je kunt uitleggen hoe het leenstelsel werkte.
Je kunt uitleggen welk gevolg het leenstelsel had voor het bestuur in Europa.

Slide 8 - Diapositive


➤Karel de Grote is in het systeem van het feodalisme de .....
A
leenheer
B
leenman

Slide 9 - Quiz


➤Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz


Karel de Grote gaf stukken land in leen aan leenmannen. 

➤Waarom deed hij dat?

Slide 11 - Question ouverte

Lees bron 1.
Welke reden wordt in de bron genoemd waarom Clovis zich tot het christendom heeft bekeerd?

Slide 12 - Question ouverte

Wat zijn de twee oorzaken van Clovis' macht?

Slide 13 - Question ouverte

Waarom was het voor Clovis belangrijk om christen te worden?

Slide 14 - Question ouverte

Waarom was het een slimme zet van Clovis om Christen te worden?

Slide 15 - Question ouverte

leerdoelen 4.3
Je kunt uitleggen hoe het christendom zich in de vroege middeleeuwen in West-Europa verspreidde.
Je kunt uitleggen dat het christendom voor mensen in de middeleeuwen erg belangrijk was.
Je kunt uitleggen wat een stand is en de drie standen in de middeleeuwse samenleving noemen.

Slide 16 - Diapositive


➤Veel monniken konden lezen en schrijven. 
Zij schreven oude boeken over.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 18 - Question de remorquage


➤Waarom twijfelde niemand aan de verdeling in standen?

Slide 19 - Question ouverte


Gebruik de bron
Monniken hadden een aantal taken. Zo schreven zij bijvoorbeeld boeken over.

➤Noem nog twee taken van monniken die niet op de afbeelding te zien zijn.
Gebruik de bron 

Slide 20 - Question ouverte

leerdoelen 4.4
Je kunt beschrijven hoe de islam ontstond.
Je kunt de belangrijkste kenmerken noemen van de islamitische geloofsleer.
Je kunt beschrijven hoe de islam zich heeft verspreid en verbrokkelde.

Slide 21 - Diapositive

Wat hoort bij welk geloof?
christendom
islam
beide
Mohammed
Monotheïsme
kerk
moskee
Mekka
Bijbel
Jezus
Koran

Slide 22 - Question de remorquage

In welk jaar wordt volgens de traditie de islam gesticht (en begint de islamitische jaartelling)?
A
622
B
632
C
570
D
754

Slide 23 - Quiz


Hoe noemen we de
vijf leefregels van de islam?
A
De Vijf Pilaren van de islam
B
De Vijf Zuilen van de islam
C
De Vijf Hoekstenen van de islam
D
De Vijf Regels van de islam

Slide 24 - Quiz


De islam kent...
A
1 god
B
2 goden
C
3 goden
D
4 goden

Slide 25 - Quiz


In welk jaar leven wij volgens de islamitische kalender?
A
2640
B
1396
C
622
D
1854

Slide 26 - Quiz


De volgelingen van de islam zijn
A
boedhist
B
christen
C
jihad
D
moslim

Slide 27 - Quiz

G
F
I
H
R
R
B
S
D
T
E
D
S
A
A
D
S
T
N
M
P
K
K
L
V
W
Klik op de schaakstukken en lees de stelling. 
Is de stelling juist? Sleep het schaakstuk dan naar het juiste coordinaat. De schaakstukken vormen dan een woord.
Een horige moest pacht betalen voor de grond (D,8)
Karel de Grote was koning en keizer (A,5)
Karel de Grote was een leenheer (C,4)
De geestelijkheid was de derde stand (A,8)
Monniken en ridders horen bij de geestelijken (G,1)
Een leenman moet trouw zweren aan de leenheer (F,7)
Monniken en nonnen horen bij de lage geestelijken (H,4)
Het middeleeuwse woord voor een slaaf is een horige (G,3)
Herendiensten deed de leenheer voor de leenman (B,2)
De Paus is de hoogste geestelijke van de christelijke kerk (D,5)
Ridders woonden in een klooster (E,4)
Horigen waren vrij om weg te gaan van hun land (G,6)

Slide 28 - Question de remorquage



➤Karel de Grote leefde in de tijd van Grieken en Romeinen. 
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz


➤Wat is een goed voorbeeld 
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 30 - Quiz


➤Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? 
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 31 - Quiz


➤Monniken zijn geen geestelijken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz


Gebruik de bron
Gebruik de bron

Je denkt misschien dat horigen iets zijn van heel lang geleden. Maar ook in onze tijd zijn er nog horigen. 

➤Waarom is de vrouw uit de tekst een horige?
A
Ze moet een deel van de tijd op de akkers van de landheer werken.
B
Als er gevaar dreigt, wordt ze beschermd door de landheer.
C
Ze mag weg van het land van de landheer.
D
Ze hoort bij de derde stand, en haar landheer niet.

Slide 33 - Quiz


➤Welke uitspraak past bij de Tijd van monniken en ridders?
A
Het was veel veiliger dan in de tijd van het Romeinse Rijk.
B
Na het Romeinse Rijk brak er een strijd uit om de macht. Uiteindelijk werd het Frankische volk het sterkst.
C
Na de val van het West-Romeinse Rijk voerden de Romeinen oorlog met de Franken.
D
De meeste mensen gingen in steden wonen. Daardoor werden de steden groter.

Slide 34 - Quiz


➤Welke zin is juist?
A
In een leengebied konden meerdere domeinen liggen.
B
In elk leengebied lag één domein.
C
In een domein konden meerdere leengebieden liggen.
D
In elk domein lag één leengebied.

Slide 35 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Herendiensten doen.
A
leenman
B
horige

Slide 36 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Bescherming bieden als er gevaar dreigt.
A
leenman
B
horige

Slide 37 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Toestemming vragen om te mogen trouwen
A
leenman
B
horige

Slide 38 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Trouw beloven aan de koning.
A
leenman
B
horige

Slide 39 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Herman, een horige die op het gebied van een ongelofelijk onvriendelijke edelman woont
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 40 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Maria, een oude vrouw die in een klooster bij Maastricht woont.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 41 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Klaas, een vrije boer met een lange baard.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 42 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Koning Karel de Kale, een kleinzoon van Karel de Grote.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 43 - Quiz