Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Hoe groot is onze wereld?
GT2
§7.1 Import of export?
§7.2 Wat doet de Europese Unie? deel 1
§7.3 Hoe rijk zijn wij?
§7.4 Eerlijk zullen we alles delen?
Slide 1 - Diapositive
Klas 2 Economie
25 mei
Welkom
Slide 2 - Diapositive
Vandaag
1. Tijd om bij te werken/na te kijken
2. Doelen
2. Theorie §7.2
3. Maken opdrachten §7.2
4. Afsluiting
Slide 3 - Diapositive
Bijwerken
Maak opdracht 17 tm 22 (paragraaf 7.2. blz 192)
Klaar?
- vraag nakijkblad en kijk na
- maak plusopdracht 9 en 10 (blz 212)
8 minuten
Slide 4 - Diapositive
Doelen vandaag
Je weet wat de Europese Unie (EU) is.
Je weet dat er vrijhandel binnen de EU is.
Je weet wat protectie is.
Je weet wat de Eurozone is en welke voordelen de euro heeft.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Vrijhandel binnen de EU
Er zijn geen handelsbelemmeringen waardoor er meer onderlinge handel mogelijk is.
Tegenovergestelde van vrijhandel --> protectie.
Slide 7 - Diapositive
Protectie
Maatregelen waarmee de EU de Europese bedrijven beschermt tegen concurrentie uit andere landen, bijv. invoerrechten.
belasting die je aan de grens betaalt op producten van buiten de EU
Slide 8 - Diapositive
Vrij verkeer van personen
Burgers van een EU-land mogen vrij reizen, wonen, werken en studeren binnen de EU.
Slide 9 - Diapositive
Eurozone
De eurozone bestaat uit 20 landen binnen de EU die de euro als betaalmiddel hebben.
Voordelen van de euro
- makkelijk prijzen vergelijken
- geen wisselkosten
Sinds wanneer?
1 januari 2002
Slide 10 - Diapositive
Wat is de eurozone?
A
Alle landen in Europa
B
Alle landen in de Europese Unie
C
Alle landen die betalen met de euro
Slide 11 - Quiz
Juist of onjuist? Binnen de EU is er 'vrij verkeer van personen'.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Als de wisselkoers van de € stijgt, dan ...
A
wordt de € duurder
B
dan wordt de € goedkoper
Slide 13 - Quiz
Juist of onjuist? Door vrijhandel wordt het goedkoper om producten te importeren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
De EU heft invoerrechten op schoenen uit China. Wat gebeurt er met de prijs die jij voor deze schoenen betaalt?
A
prijs blijft gelijk
B
prijs hoger
C
prijs wordt lager
D
Slide 15 - Quiz
Kies in de volgende tekst telkens de juiste woorden:
Met invoerrechten maakt de overheid de ...1... (import/export) van buitenlandse goederen ...2... (goedkoper/duurder).
...1...
...2...
import
export
goedkoper
duurder
Slide 16 - Question de remorquage
Door invoerrechten kopen consumenten ...1... (meer/minder) producten uit ons eigen land. Dat is ...2... (wel/niet) goed voor de werkgelegenheid in Nederland.
...1...
...2...
meer
minder
wel
niet
Slide 17 - Question de remorquage
Welk woord past 'binnen' of 'buiten' de EU?
Binnen de EU
Buiten de EU
Vrijhandel
Protectie
Slide 18 - Question de remorquage
Europese Unie
Buiten de Europese Unie
Groot Brittanië
Nederland
paspoort
geen wisselkoers
vrij verkeer van personen
eurozone
wisselkoers
euro
Slide 19 - Question de remorquage
Europese Unie
invoerrechten
protectie
vrijhandel
€urozone
Aantal landen van de Europese Unie die de euro als munteenheid hebben
Je mag producten in- en uitvoeren zonder invoerrechten te betalen
Maatregelen om bedrijven in eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen
Belasting die je aan de grens betaalt als je producten invoert
Groep Europese landen die vooral op economisch gebied samenwerken
Slide 20 - Question de remorquage
Aan de slag
Maak uit paragraaf 7.2 de opdrachten:
17 tm 22
25, 26, 28, 29
Klaar? Maak de quiz via de link op de volgende slide