Unit 5 (All Right) havo 3 Grammar Recap

Unit 5 Grammar Recap
All Right
3 havo
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Unit 5 Grammar Recap
All Right
3 havo

Slide 1 - Diapositive

Contents
Present perfect vs present perfect continuous
Gerund vs infinitve
Past simple vs past continuous vs present perfect

Slide 2 - Diapositive

Present perfect vs present perfect continuous

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog van de present perfect?

Slide 4 - Question ouverte

Present perfect vs present perfect continuous
De present perfect en present perfect continuous lijken erg veel op elkaar, maar er zit een verschil tussen het gebruik en de vorm!

We gaan eerst naar de present perfect kijken, dan naar de  present perfect continuous

Slide 5 - Diapositive

Present perfect
De present perfect gebruik je:
Om aan te geven dat iets in het verleden begonnen is en nog steeds voortduurt

Voorbeeld:
I have lived in Halifax for two years now.

Slide 6 - Diapositive

Present perfect
De present perfect gebruik je:
Als de nadruk te leggen op het resultaat van iets wat in het verleden is gebeurd

Voorbeeld:
He painted the house red

Slide 7 - Diapositive

Present perfect
De present perfect gebruik je:
Voor dingen die in het verleden zijn gebeurd, maar het niet duidelijk of belangrijk is wanneer

Voorbeeld:
He's broken his leg, so he can't walk.

Slide 8 - Diapositive

Present perfect
De present perfect gebruik je:
Vooor dingen die kortgeleden zijn gebeurd

Voorbeeld:
The band has just released a new album.

Slide 9 - Diapositive

Present perfect
De present perfect gebruik je:
Voor dingen die in het verleden één keer zijn gebeurd

Voorbeeld:
That man has never played football in his life...

Slide 10 - Diapositive

Present perfect
Op een tijdlijn:

Slide 11 - Diapositive

De vorm van de present perfect is...
A
WW + -s
B
WW + -ed
C
Have / has + past participle
D
Have / had + ww + -ed

Slide 12 - Quiz

Present perfect
De vorm van de present perfect is:

have(n't)/has(n't) + voltooid deelwoord (ww+ed of onregelmatig)

Slide 13 - Diapositive

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She was working until late.
B
She worked until late.
C
She has worked until late.
D
She works until late.

Slide 14 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has eaten 3 sandwiches so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 15 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
We have not visited Amsterdam.
B
We hasn't visited Amsterdam.
C
We have not been visiting Amsterdam.
D
We visited Amsterdam.

Slide 16 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht a few years ago.
C
I lived in Utrecht in 2010.
D
I am living in Utrecht right now.

Slide 17 - Quiz

Present perfect continous
De present perfect continuous gebruik je:

Alleen voor dingen die een tijd hebben geduurd, meerdere keren zijn voorgekomen of een gewoonte zijn


Slide 18 - Diapositive

Present perfect continous
De present perfect continuous gebruik je:
Alleen voor dingen die een tijdje in het verleden hebben geduurd, meerdere keren zijn voorgekomen of een gewoonte zijn

Voorbeeld:
Our singer has been getting in all kinds of trouble...

Slide 19 - Diapositive

Present perfect continous
De present perfect continuous gebruik je:
Als de nadruk ligt op de tijdsduur. (Er kan sprake zijn van ergenis of trots)

Voorbeeld:
We have been working on this song for hours.

Slide 20 - Diapositive

Present perfect continous
De present perfect continuous gebruik je:
Als iets het gevolg is van wat in het verleden is gebeurd of begonnen.

Voorbeeld:
I am gaining weight because I have been eating poorly.

Slide 21 - Diapositive

Present perfect continuous
Op een tijdlijn:

Slide 22 - Diapositive

De vorm van de present perfect continuous is...
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
have / has been + hele werkwoord + -ing
D
ww + ing

Slide 23 - Quiz

Present perfect continuous
De vorm van de present perfect continuous is:

have(n't)/has(n't) been + hele werkwoord + -ing

Slide 24 - Diapositive

Which sentence is present perfect continuous?
A
We've been practising all afternoon.
B
We've practised all afternoon.
C
We were practising all afternoon.
D
We practised all afternoon.

Slide 25 - Quiz

which sentence is Present Perfect Continuous
A
I have been there.
B
I had copied his answers.
C
I have been teaching for a long time.
D
I have teaching for two years now.

Slide 26 - Quiz

Which is the present perfect continuous?
A
The dog played with the toy.
B
The dog has been playing with the toy for 10 minutes.
C
The dog has played with the toy a lot.
D
The dog has been played with the toy a lot.

Slide 27 - Quiz

Which is the present perfect continuous?
A
She has been running for over an hour.
B
I have ran for two hours.
C
She is running for two years now.
D
I ran for 30 minutes yesterday.

Slide 28 - Quiz

Practice time!
timer
10:00

Slide 29 - Diapositive

Gerund vs infinitve

Slide 30 - Diapositive

Gerund vs infinitve
Gerund vs infinitive gaat over hoe je bepaalde vormen van woorden gebruikt.

Je gebruikt deze woorden waarschijnlijk al meer dan je denkt.

Slide 31 - Diapositive

Gerund
Je gebruikt gerund als:
Noun

Cycling is my favourite thing to do!

Slide 32 - Diapositive

Gerund
Je gebruikt gerund ook na:
Werkwoorden die een mening uitdrukken zoals to hate, to like: I hate talking about fishing.

Werkwoorden to start, to begin: When she starts talking, I cringe.

Slide 33 - Diapositive

Gerund
Je gebruikt gerund ook na:
Voorzetsels (after, before, while, etc.): please don't speak while entering the room!

Na bepaalde uitdrukkingen (don't mind, it's no use): I don't mind listening to her, as long as she's nice.


Slide 34 - Diapositive

Wat is de vorm van gerund?

Slide 35 - Question ouverte

Gerund
De vorm van gerund is:

Werkwoord + -ing

Cycling, fishing, talking, walking, playing, etc.


Slide 36 - Diapositive

Infinitive
Je gebruikt de infinitive:
Na werkwoorden die een gevoel uitdrukken (to hope, to want): I hope she wants to meet up later today!

Na woorden die iets zeggen (to agree, to promise)
You promise not to tell anyone!

Slide 37 - Diapositive

Infinitive
Je gebruikt de infinitive:
In combinatie met would love, would hate:

I would love to hang out, but I have got homework.

Slide 38 - Diapositive

Wat is de vorm van de infinitive?

Slide 39 - Question ouverte

Practice time!
timer
10:00

Slide 40 - Diapositive

Past simple vs past continuous vs present perfect

Slide 41 - Diapositive

Past simple vs past continuous vs present perfect
De past simple, past continuous, present perfect kunnen allemaal gebruikt worden om te praten over het verleden.

Slide 42 - Diapositive

Past simple vs past continuous vs present perfect

Slide 43 - Diapositive

Wat weet je van de past simple?

Slide 44 - Question ouverte

Past simple (in a nutshell)
WW + ed

Als iets in het verleden is geëndigd of relgematig is gebeurd
Signaalwoorden: yesterday, last year, an hour ago.

I left home in 1996.
When I was a little boy, we always went grocery shopping.

Slide 45 - Diapositive

Wat weet je van de past continuous?

Slide 46 - Question ouverte

Past continuous (in a nutshell)
Hele werkwoord + -ing

Als iets in het verleden een tijdje of regelmatig duurde. Vaak in combinatie met de past simple.

I was watching TV when my brother walked in
Those men were continually drinking beer.


Slide 47 - Diapositive

Wat weet je van de present perfect?

Slide 48 - Question ouverte

Present perfect (in a nutshell)
Have / has + past participle (ww+ed of onregelmatig)

Als iets in het verleden is begonnen en nog bezig is of als er nadruk ligt op het resultaat van nu.

I have lived here since 2015.
Elvis has just left the building.

Slide 49 - Diapositive

Practice time!
timer
10:00

Slide 50 - Diapositive

More practice
Go to All Right Online and do:
Versterk Jezelf
Test Jezelf
Extra grammar exercises

Slide 51 - Diapositive