7.2 Energie

7.2 Planning
Leerdoelen
Voorkennis vragen
Uitleg:
- energie
- energiebehoefte
- BMI
- Vetten en suikers
Opdrachten maken




1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

7.2 Planning
Leerdoelen
Voorkennis vragen
Uitleg:
- energie
- energiebehoefte
- BMI
- Vetten en suikers
Opdrachten maken




Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

7.2 Energie
Je kunt uitleggen hoe je aan energie komt.
 

Je kunt uitleggen hoeveel energie je nodig hebt en waar dat van afhangt.

Je kunt uitleggen waarom je matig moet zijn met suiker en vet.

Slide 3 - Diapositive

Welk lichaamsdeel verbruikt 's nachts de meeste energie?
A
Je hart
B
Je hersenen
C
Je lever
D
Je spieren

Slide 4 - Quiz

Welke delen van je lichaam gebruiken energie tijdens het leren van een toets?
A
Je spieren
B
Je hersenen
C
Zowel je spieren als je hersenen

Slide 5 - Quiz

Als je op de fiets naar school gaat, heb je (.......) energie nodig dan als je met de bus gaat.
A
Meer
B
Minder

Slide 6 - Quiz

Energie haal je uit ...
A
Mineralen en water
B
Mineralen en koolhydraten
C
Koolhydraten en vetten
D
Water en vetten

Slide 7 - Quiz

Energie
Energie: hebben organismen nodig voor levensprocessen, activiteit en warmte. 
Komt vrij bij verbranding van energierijke stoffen.  Dit gebeurt in de cellen.

Energierijke stoffen: koolhydraten en vetten. 

Slide 8 - Diapositive

Energie voor het sporten
Koolhydraten verteren sneller dan vetten. 

Vlak voor het sporten is het eten van veel vet dan ook niet heel verstandig. 

Slide 9 - Diapositive

De eenheid van energie
Kilojoule (KJ) = 1 kilojoule is 1000 joules

Kilocalorie (kcal) = 1 kcal is gelijk aan 4,2 kJ

1kJ is dus 1:4,2 kcal

Slide 10 - Diapositive

Je energiebehoefte is afhankelijk van je..
Activiteit 
Leeftijd
Geslacht

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wie gebruikt meer energierijke stoffen?
A
Een kind van twee
B
Een kind van acht

Slide 13 - Quiz

Body Mass Index
BMI (Body Mass Index) = een methode om te bepalen of je gewicht gezond is.

Overgewicht = je krijgt te veel energierijke stoffen binnen
Ondergewicht = je krijgt te weinig energierijke stoffen binnen.

Slide 14 - Diapositive

Wat is cholesterol?

Slide 15 - Diapositive

Waarom matigen met vet?
Cholesterol = een vetachtige stof die je lichaam gebruikt om nieuwe cellen te maken.

Te veel cholesterol hoopt zich op in de bloedvaten. Gevolg: te hoge bloeddruk en snelle slijtage van het hart.

Cholesterol in kransslagaders --> tekort aan voedingsstoffen en O2 ->hartinfarct

Slide 16 - Diapositive

Waarom matigen met suiker?
Tandbederf/ cariës = ontstaan van gaatjes in tanden of kiezen doordat bacteriën suiker in je mond omzetten in zuur.

Tandbeen lost op -> gaatje

Slide 17 - Diapositive

Wat?
Maken: 7.2 opdr. 2, 4 t/m 7b, 8 t/m 10, 13 t/m 15 (vwo opdr. 16)
Hoe?
In je (online) boek. Werkbladopdrachten maak je in je schrift. Fluisterend overleggen of muziek luisteren.
Hulp?
Steek je hand op. Als je geen muziek luistert mag je ook overleggen met je buurman/buurvrouw.
Tijd?
15 minuten
Klaar?
Maak een begrippenlijst van 7.1 en 7.2
Opbrengst
Als je klaar bent heb je je huiswerk af! Nu weet je meer over de stof. 

Slide 18 - Diapositive