Naamwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1,2

Naamwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

In deze les....

• leer je wat het naamwoordelijk gezegde is
• leer je wat het verschil is tussen werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
• leer je dat er koppelwerkwoorden bestaan
• ga je oefenen met het naamwoordelijk gezegde

Als je kijkt naar het werkwoordelijk gezegde:
welke informatie geeft het wwg van een zin jou dan?

Bv in de zin: Ik probeer een antwoord op deze vraag te geven.

Werkwoordelijk gezegde

Het gaat om wat iets of iemand DOET  

DOEN

Ik probeer antwoord te geven.

Ik ga een verhaal schrijven.

Naamwoordelijk gezegde

Het gaat om wat iets of iemand IS 

ZIJN

Ik ben een ijverige leerling.

Ik wil een schrijver worden.

Naamwoordelijk gezegde

Om een zin te maken waarom het gaat om ZIJN kun je niet alle werkwoorden gebruiken. De meest voorkomende werkwoorden die je tegenkomt, in een zin met een naamwoordelijk gezegde, zijn:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Zij is een leuke docent.

De leerlingen worden steeds oplettender.

Ze lijkt een aardige docent.

Ze schijnt een aardige docent te zijn.

Oefenen maar

Ok, laten we hier eens mee gaan oefenen.

In welke zinnen herken je een naamwoordelijk gezegde?

In welke zin zie je een naamwoordelijk gezegde?

1. Ik snap er helemaal niks van.
2. Ik zou wel wat slimmer willen zijn.
3. Ik heb geen zin om op te letten.
4. Ik leer hier heel veel van.

In welke zin zie je een naamwoordelijk gezegde?

1. Ik begin het te begrijpen.
2. Ik doe in ieder geval mijn best.
3. Ik wil hier nog een vraag over stellen.
4. Ik word steeds enthousiaster.

In welke zin zie je nu geen naamwoordelijk gezegde, maar een werkwoordelijk gezegde?

1. Alle leerlingen zijn hyperactief.
2. De docent wordt er een beetje moe van.
3. De kinderen stuiteren door de klas.
4. De docent lijkt zelf ook een beetje druk te worden.

Soorten werkwoorden

Je hebt al geleerd dat er verschillende werkwoorden bestaan:

een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord.

Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een bepaald werkwoord in zich: het koppelwerkwoord.

Kijk het volgende filmpje over het verschil tussen alle drie de werkwoorden.

Soorten werkwoorden

Als een zin een werkwoordelijk gezegde heeft, staat er dus altijd een zelfstandig werkwoord in. Zijn er meer werkwoorden, dan zijn de overige werkwoorden hulpwerkwoorden.

Als een zin een naamwoordelijk gezegde heeft, staat er dus altijd een koppelwerkwoord in. Dat noemen we zo, omdat het koppelwerkwoord het naamwoordelijk deel van de zin koppelt aan het onderwerp.

Dat zie je in de volgende slide.

naamwoordelijk deel en koppelwerkwoord

Deze hond  is  echt supercute.

• In deze zin staat 1 werkwoord: is
• Het onderwerp is: Deze hond

Er staat een naamwoordelijk gezegde in de zin, want de hond doet niets, maar is iets.

Het koppelwerkwoord is koppelt het bijvoeglijk naamwoord supercute aan het onderwerp van de zin.

naamwoordelijk deel en koppelwerkwoord

Deze mensen zijn  heel blij.

• In deze zin staat 1 werkwoord: zijn
• Het onderwerp is: Deze mensen

Er staat een naamwoordelijk gezegde in de zin, want deze mensen doen niets, maar zijn iets.

Het koppelwerkwoord zijn koppelt het bijvoeglijk naamwoord blij aan het onderwerp van de zin.

Oefenen

Ok, laten we ook hier weer eens mee oefenen.

Welke werkwoorden herken je in de zinnen?

Welk werkwoord is 'bakken' in de zin:

Ik ga proberen een eitje te bakken.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Welk werkwoord is 'ga' in de zin:

Ik ga lekker pannenkoeken bakken.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Welk werkwoord is 'moppert' in de zin:

Mijn moeder moppert altijd over de rommel in mijn kamer.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Welk werkwoord is 'is' in de zin:

Mijn zus is de meeste irritante zus ter wereld.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Welk werkwoord is 'zijn' in de zin:

Ze zou eens wat aardiger mogen zijn tegen mij.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Welk werkwoord is 'zou' in de zin:

Ze zou eens wat aardiger mogen zijn tegen mij.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Heb je het gevoel dat je nu een beetje weet wat een naamwoordelijk gezegde en een koppelwerkwoord is?

1. Jazeker!
2. Ik denk dat ik wel snap, maar wil er nog wel mee oefenen.
3. Ik vind het nog best wel een beetje onduidelijk / lastig.
4. Ik snap er helemaal niets van.