Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 2.2 Beschikbaarheid van water
Slide 1 - Diapositive
2.1 Weer en klimaat in Europa
Hoofdstuk 2 Spanje en Nederland vergeleken
2.2 Beschikbaarheid van water
2.3 Klimaatverandering en extremer weer
2.4 Anders Actief: Bronnen: Gevolgen
Deelvraag: Is er voldoende water beschikbaar in Spanje en Nederland, bijvoorbeeld voor landbouw en toerisme?
2.5 Klimaatbeleid
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen 2.2
Aan het einde van de les:
Kun je op hoofdlijnen de neerslagintensiteit in Spanje en Nederland beschrijven.
Kun je uitleggen wat dit betekent voor de beschikbaarheid van water en voor de kans op overstromingen, bodemerosie en massabewegingen.
Kun je uitleggen hoe de waterbalans van gebieden in Spanje en Nederland eruitziet, hierbij gebruik je het begrip nuttige neerslag (positief en/of negatief).
Kun je beschrijven welke soorten landbouwgebieden er zijn in Spanje en de ligging daarvan koppelen aan de klimaatgebieden.
Kun je een nadeel geven van irrigatie door sproeien en het aanvoeren van water via kanaaltjes en sloten, en uitleggen waarom druppelirrigatie of een goede drainage hiervoor een oplossing is.
Kun je een nadeel geven van het oppompen van te veel grondwater.
Tijdens de uitleg: ben je stil, steek je je hand op als je mee wilt doen maak je aantekeningen
Slide 3 - Diapositive
Neerslagverdeling en neerslagintensiteit
De neerslagverdeling: Verdeling van neerslag in een gebied en de periode waarin deze neerslag valt.
De neerslagintensiteit: De hoeveelheid neerslag per tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per dag.
Maak aantekeningen!
Slide 4 - Diapositive
Neerslagverdeling
● Neerslagverdeling van Spanje:
In gebieden met een Gematigd zeeklimaat: Heel jaar neerslag.
In gebieden met een Middellands Zeeklimaat: Droge zomers + natte winters.
In gebieden met een steppeklimaat: Bijna het hele jaar droog.
Maak aantekeningen!
Slide 5 - Diapositive
Neerslag in Spanje
Het binnenland van Spanje ligt in de regenschaduw: het is hier erg droog. Het binnenland is omringd door gebergten, hier komt bijna geen neerslag.
Slide 6 - Diapositive
Reliëf Spanje
Pyreneeën: hooggebergte tussen Frankrijk en Spanje. Je kunt hier zelfs skiën in de winter!
Sierra Nevada: gebergte in het zuiden van Spanje. Hoogte = 3478m en hierdoor kun je ook hier skiën in de winter! Sierra Nevada betekent dan ook "besneeuwde bergketen".
Cantabrisch Gebergte-> noordwesten van Spanje. Hier valt veel stuwingsneerslag, vandaar dat dit deel van Spanje ook wel het 'groene Spanje' wordt genoemd.
Slide 7 - Diapositive
Neerslagintensiteit
● De neerslagintensiteit wisselt per seizoen en per klimaat.
In Spanje komen periode voor van droogte maar ook van veel regenbuien. Het water krijgt dan niet de kans om in de ondergrond te zakken en stroomt meteen over land af. Gevolg: Piekafvoer. -> overstromingen
Maak aantekeningen!
Slide 8 - Diapositive
In Murcia (Spanje) viel op 17 en 18 december 2016 142,8 mm neerslag.
Slide 9 - Diapositive
www.ad.nl
Slide 10 - Lien
www.rtlnieuws.nl
Slide 11 - Lien
Waterbalans
● Hoeveel water er beschikbaar is in een land, kijk je naar: Nuttige neerslag:Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en de verdamping in een gebied.
De nuttige neerslag kan positief of negatief zijn.
Waterbalans: De nuttige neerslag in een jaar, berekend over een langjarig gemiddelde, voor een bepaald gebied.
Maak aantekeningen!
Slide 12 - Diapositive
Landbouw
● In Nederland irrigatie in de zomer.
Spanje afhankelijk van klimaat! In droge klimaten veel irrigatie nodig.
Irrigatie: Het opbrengen van water door te sproeien of het aanvoeren van water .
Maak aantekeningen!
Slide 13 - Diapositive
Verschillende irrigatietechnieken:
Oppervlakte-irrigatie
Beregening
Druppelirrigatie
Slide 14 - Diapositive
Irrigatie
Nadeel van irrigatie: Er wordt teveel water gebruikt door de hoge temperatuur verdampt het en de zouten die hierin zaten komen in de bodem terecht.
Gevolg:verzilting De toename van het zoutgehalte in de bodem.
Oplossingen:
1. Drainage:Afvoer van het irrigatiewater naar het grondwater of oppervlaktewater.
2. Druppelirrigatie
Maak aantekeningen!
Slide 15 - Diapositive
Druppelirrigatie
Slide 16 - Diapositive
Verzilting
Slide 17 - Diapositive
Intensieve en extensieve landbouw
In gebieden waar voldoende neerslag valt, intensieve landbouw + intensieve veeteelt
In droge gebieden in het binnenland zie je extensieve veeteelt.
Maak aantekeningen!
Slide 18 - Diapositive
Oplossingen voor watertekort
Oplossingen voor het watertekort in Spanje:
1. kanalen en pijpleidingen aangelegd vanuit stuwmeren. 2. Oppompen van grondwater.
Deze grondwatervoorraden worden door neerslag niet voldoende aangevuld en raken op. Hierdoor daalt de grondwaterspiegel, met verdroging als gevolg en soms verwoestijning.
Maak aantekeningen!
Slide 19 - Diapositive
Kort samengevat
Waterproblemen in Spanje:
In sommige gebieden teveel neerslag
In sommige gebieden te weinig neerslag
Hoge verdamping
Maak aantekeningen!
Slide 20 - Diapositive
Kort samengevat
Gevolgen van de waterproblemen in Spanje:
1. Verdroging -> verkeerd en teveel irrigeren.
2. Verwoestijning -> gebied wordt woestijn door grote droogte, erosie, bosbrand en te weinig grondwater.
3. Verzilting -> zouter worden van de bodem.
Maak aantekeningen!
Slide 21 - Diapositive
Kort samengevat
Oplossingen voor waterproblemen in Spanje:
1. Stuwdammen aanleggen.
2. Druppelirrigatie landbouw (planten precies geven wat nodig is/geen verspilling)
3. Grondwater oppompen ( raakt wel op dus geen goede oplossing).
Maak aantekeningen!
Slide 22 - Diapositive
Vragen?
Slide 23 - Diapositive
Aan de slag
Zelfstandig opdrachten maken:
3 4 5b 5c 5d 6 en 7
Slide 24 - Diapositive
HERHALING
Paragraaf 2.2
Beschikbaarheid van water
Slide 25 - Diapositive
Wat is nuttige neerslag?
A
Neerslag dat meer water oplevert
B
Neerslag dat overblijft na verdamping
C
Neerslag dat gebruikt wordt voor drinkwater
D
Neerslag dat verdampt is
Slide 26 - Quiz
Waterbalans =
A
Hoeveel geld water kost in een gebied.
B
Hoeveel water weegt in een gebied
C
Hoeveel water een gebied inkomt en uitgaat
D
Al het water dat zich in de grond bevindt
Slide 27 - Quiz
Bij de waterbalans kijk je naar....
A
hoeveel water een land binnenkomt
B
hoeveel water een land uit gaat
C
hoeveel water een land binnenkomt en uitgaat
Slide 28 - Quiz
Bekijk de afbeelding
→ Welk begrip past bij deze kaart?
A
Neerslagintensiteit
B
Neerslagverdeling
C
Nuttige neerslag
D
Verdroging
Slide 29 - Quiz
Wat is irrigatie?
A
Zorgen dat het water goed weg loopt van het akker.
B
Water brengen op grond die te droog is voor landbouw.
C
Stuk aangeslibd land buiten de dijk.
D
Nieuw land maken door water weg te pompen.
Slide 30 - Quiz
Welke 3 irrigatietechnieken zijn er?
A
Druppelirrigatie, slootirrigatie en grondwaterirrigatie
B
Druppelirrigatie, oppervlakte irrigatie en grondwaterirrigatie
C
Oppervlakte irrigatie, druppelirrigatie en beregening.
D
Oppervlakte irrigatie, druppelirrigatie en kanaalirrigatie
Slide 31 - Quiz
Wat is de beste manier van irrigeren
Slide 32 - Carte mentale
Noem 1 gevolg als je teveel water gebruikt bij het irrigeren
Slide 33 - Carte mentale
Noem een oplossing om verzilting tegen te gaan
Slide 34 - Carte mentale
Zet de irrigatiemethoden in de juiste volgorde van veroorzaker van verzilting.
1 = meeste verzilting, 3 = minste verzilting
1
2
3
Slide 35 - Question de remorquage
Welk land heeft een grotere kans op een positieve waterbalans?
A
Nederland
B
Spanje
Slide 36 - Quiz
Welk klimaat kent de meest negatieve waterbalans in Spanje?
A
Gematigd zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Steppeklimaat
D
Middellandse Zeeklimaat
Slide 37 - Quiz
Is er voldoende water beschikbaar in Spanje en Nederland, bijvoorbeeld voor landbouw en toerisme?
De hoeveelheid neerslag per tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per dag.
De nuttige neerslag in een jaar, berekend over een langjarig gemiddelde, voor een bepaald gebied
Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en de verdamping in een gebied.
De verdeling van neerslag in een gebied.
Neerslagverdeling
Neerslagintensiteit
Nuttige neerslag
Waterbalans
Slide 38 - Question de remorquage
Bekijk de bron.
In welke maand kun je spreken van de meeste nuttige neerslag?
Slide 39 - Question ouverte
Welk begrip past er bij de volgende omschrijving: De hoeveelheid neerslag per tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per dag.
A
neerslag
B
neerslagintensiteit
C
neerslagverdeling
D
nuttige neerslag
Slide 40 - Quiz
Wat is neerslagintensiteit?
A
De schade van neerslag die valt
B
Hoeveelheid neerslag die per uur of dag valt
C
De piekafvoer van de neerslag
D
Ongelijke neerslag verdeling
Slide 41 - Quiz
In Nederland is de piekafvoer hoger dan in Spanje.
A
waar
B
niet waar
Slide 42 - Quiz
Als de piekafvoer hoog is er kans op overstromingen.
A
goed
B
fout
C
alleen in het voorjaar
D
alleen in het najaar
Slide 43 - Quiz
Wanneer is de waterbalans negatief?
A
Als er veel hoosbuien zijn
B
Als er in een jaar meer water verdampt dan er bij komt
C
Als er veel water verbruikt wordt
D
Als er in een jaar minder water verdampt dan er bij komt