2.2 Beschikbaarheid van water

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag leren?
Het klimaat van een gebied bepaalt hoeveel water voor mens en natuur beschikbaar is. Bijvoorbeeld voor de landbouw of voor miljoenen toeristen. Hoe zit dat in Spanje en Nederland?

Leerdoel: Is er voldoende water beschikbaar in Spanje en Nederland, bijvoorbeeld voor landbouw en toerisme?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is geen oorzaak van de waterproblemen in het Middellandse Zeegebied?
A
Neerslagvariabiliteit
B
Neerslagintensiteit
C
Grote regenbuien
D
Irrigatielandbouw

Slide 4 - Quiz

In het Middellandse zeegebied is er sprake van hoge neerslagintensiteit en een grote neerslagvariabiliteit
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Welk begrip past er bij de volgende omschrijving:
De hoeveelheid neerslag per tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per dag.
A
neerslag
B
neerslagintensiteit
C
neerslagverdeling
D
nuttige neerslag

Slide 6 - Quiz

Wat is neerslagintensiteit?
A
de schade van neerslag die valt
B
hoeveelheid neerslag die per uur of dag valt
C
de piekafvoer van de neerslag
D
ongelijke neerslag verdeling

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Piekafvoer = neerslag - verdamping
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Piekafvoer in Spanje zorgt voor overstromingen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

ontbossing heeft invloed op de piekafvoer?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Wat is een piekafvoer?
A
Wanneer er ijs door de rivier stroomt
B
Wanneer er in een korte tijd weinig water door een rivier stroomt
C
Wanneer er in een korte tijd veel water door een rivier stroomt
D
Wanneer de rivier droog ligt

Slide 12 - Quiz

Als de piekafvoer hoog is er kans op overstromingen.
A
goed
B
fout
C
alleen in het voorjaar
D
alleen in het najaar

Slide 13 - Quiz

Piekafvoer wordt kleiner door
A
bomen te kappen
B
veel steden te bouwen
C
bos aan te leggen
D
veel neerslag

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Wanneer is de waterbalans negatief?
A
Als er veel hoosbuien zijn
B
Als er in een jaar meer water verdampt dan er bij komt
C
Als er veel water verbruikt wordt
D
Als er in een jaar minder water verdampt dan er bij komt

Slide 16 - Quiz

Waar is de nuttige neerslag het grootst?
A
Warme gebieden
B
Koude gebieden
C
Droge gebieden
D
Natte gebieden

Slide 17 - Quiz

Wat is nuttige neerslag?
A
Neerslag dat meer water oplevert
B
Neerslag dat overblijft na verdamping
C
Neerslag dat gebruikt wordt voor drinkwater
D
Neerslag dat verdampt is

Slide 18 - Quiz

Waterbalans =
A
Hoeveel geld water kost in een gebied.
B
Hoeveel water weegt in een gebied
C
Hoeveel water een gebied inkomt en uitgaat
D
Al het water dat zich in de grond bevindt

Slide 19 - Quiz

Bij de waterbalans kijk je naar....
A
hoeveel water een land binnenkomt
B
hoeveel water een land uit gaat
C
hoeveel water een land binnenkomt en uitgaat

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Verzilte grond is
A
Vruchtbaar
B
Onvruchtbaar
C
Nat
D
Droog

Slide 22 - Quiz

Wat is irrigatie?
A
Zorgen dat het water goed weg loopt van het akker.
B
Water brengen op grond die te droog is voor landbouw.
C
Stuk aangeslibd land buiten de dijk.
D
Nieuw land maken door water weg te pompen.

Slide 23 - Quiz

De landbouw in Spanje kun je verdelen in landbouw zonder irrigatie en landbouw met irrigatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Wat is de oorzaak van verzilting?
A
Ontbossing
B
Overbeweiding
C
Te veel irrigatiewater gebruiken
D
Uitputting van de bodem

Slide 25 - Quiz

Een groot nadeel van irrigatie kan zijn...
A
verkwisting
B
vervilting
C
verzilting
D
verplooiing

Slide 26 - Quiz

wat is een nadeel van irrigatie?
A
kost veel geld
B
water verdampt gedeeltelijk

Slide 27 - Quiz

Wat voorkom je met druppel-irrigatie?
A
Dat er verzilting plaatsvindt
B
Planten krijgen water
C
Planten groeien minder snel
D
Verdamping van water

Slide 28 - Quiz

Wat is verzilting?
A
Het zoeter worden van grond en oppervlaktewater
B
Het zouter worden van grond en oppervlaktewater
C
Het zuurder worden van grond en oppervlaktewater
D
Het vervuilen van grondwater

Slide 29 - Quiz

De beste vorm van irrigatie is:
A
sproeien
B
met kanalen
C
druppels bij de plant

Slide 30 - Quiz


Druppel irrigatie is een voorbeeld van
A
Niet duurzaam waterbeheer
B
Duurzaam waterbeheer

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Examenvraag van de Dag

Slide 33 - Diapositive

Bekijk bron 2
De Elfstedentocht is een schaatstocht dien in Fryslân op natuurijs gehouden wordt.
In 1985 was het ijs dunner dan tijdens de andere tochten. Dit had mede te maken met de temperatuur die in 1985 hoger was dan in de andere jaren waarin de Elfstedentocht werd gereden.

Slide 34 - Diapositive

Noem eerst het weerelement uit bron 2 dat zorgde voor de hogere temperatuur.

Slide 35 - Question ouverte

Geef daarna aan waardoor dit weerelement heeft geleid tot een hogere temperatuur tijdens deze Elfstedentocht

Slide 36 - Question ouverte

Begrippen
Drainage:                     De kunstmatige afvoer van water uit de bodem.
Extensieve veeteelt:    Veeteelt met weinig dieren op veel grond.
Intensieve landbouw:  Landbouw waarbij veel kapitaal (geld) en kennis wordt gebruikt om een hoge opbrengst per hectare of per dier 
                                    te halen.
Intensieve veeteelt:    Veeteelt met veel dieren op weinig grond.
Neerslagintensiteit:    De hoeveelheid neerslag per tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per dag.
Neerslag verdeling:    De verdeling van neerslag in een gebied.
Nuttige neerslag:        Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en de verdamping in een gebied.
Piekafvoer:                 Tijdelijke, extra grote waterafvoer in beken, rivieren en/of riolen.
Verdroging:                Het droger worden van de bodem door het dalen van de grondwaterspiegel.
Verzilting:                  De toename van het zoutgehalte in de bodem.
Waterbalans:              De nuttige neerslag in een jaar, berekend over een langjarig gemiddelde, voor een bepaald gebied (vergelijkbaar 
                                   met het klimaat).
Zeespiegelstijging:    Het stijgen van de gemiddelde zeespiegel door het uitzetten van het oceaan- en zeewater en het versnelde   
                                   afsmelten van land- en gletsjerijs.

Slide 37 - Diapositive

Succescriteria I
  • Je kunt voor Spanje en Nederland de neerslagverdeling in de tijd en in een gebied op hoofdlijnen beschrijven en deze neerslagverdeling koppelen aan de voorkomende klimaten.
  • Je kunt uitleggen wat dit betekent voor de beschikbaarheid van water in de verschillende klimaatgebieden in Spanje en Nederland.
  • Je kunt in hoofdlijnen de neerslagintensiteit in Spanje en Nederland beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat dit betekent voor de beschikbaarheid van water en voor de kans op overstromingen, bodemerosie en massabewegingen.
  • Je kunt uitleggen waarom je behalve de neerslagverdeling in ruimte en tijd en de neerslagintensiteit, ook moet weten wat de verdamping is om te kunnen weten hoeveel water er beschikbaar is.
  • Je kunt uitleggen hoe de waterbalans van gebieden in Spanje en Nederland eruitzien, hierbij gebruik je het begrip nuttige neerslag (positief en/of negatief).
  • Je kunt beschrijven welke soorten landbouw gebieden er zijn in Spanje en de ligging daarvan koppelen aan de klimaatgebieden.  

Slide 38 - Diapositive

Succescriteria II
  • Je kunt verklaren waarom in grote gebieden irrigatie van landbouwgronden nodig is.
  • Je kunt een nadeel geven van irrigatie door sproeien en het aanvoeren van water via kanaaltjes en sloten, en uitleggen waarom druppelirrigatie of een goede drainage hiervoor een oplossing is.
  • Je kunt uitleggen hoe Spanje grote watervoorraden probeert aan te leggen en waarom het land dit doet.
  • Je kunt een nadeel geven van het oppompen van te veel grondwater.

Slide 39 - Diapositive

Aan de slag
Je mag aan de slag met de opdrachten van §2.2 in Learnbeat

Slide 40 - Diapositive