Niet Aangeboren Hersenletsel

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Waar denk jij aan bij NAH

Slide 2 - Carte mentale

Minimaal na een half jaar na de geboorte
Anders is het aangeboren hersenletsel

Slide 3 - Diapositive

6

Slide 4 - Vidéo

01:05
Motorisch zorgt bewegingen en spraak aan
A
waar
B
niet-waar

Slide 5 - Quiz

02:42
Beschadigingen in de frontaal kwab kan leiden tot...
A
gedrag, spraak en verlammingsproblemen
B
problemen met zien, horen en ruiken
C
problemen met het herkennen van voorwerpen
D
het herkennen van personen

Slide 6 - Quiz

03:55
Neglect syndroom
Iemand doet slechts één sok aan, een bord wordt maar half leeggegeten omdat de andere helft niet wordt opgemerkt. Het gezicht wordt maar voor de helft geschoren, terwijl ook in sociale situaties neglect zich kan voordoen: bezoek dat aan één zijde zit wordt genegeerd.
Een neglect is niet bij iedereen gelijk en kan zich op veel verschillend manieren uiten.

Slide 7 - Diapositive

03:55
Neglect syndroom
Neglect is het gevolg van een hersenbeschadiging, meestal door een beroerte. Bij neglect wordt stelselmatig één lichaamshelft of een deel van de ruimte om iemand heen verwaarloosd.

Slide 8 - Diapositive

03:55
Wat is een neglect syndroom?

Slide 9 - Question ouverte

01:05
Sensorisch zorgt voor zintuigelijke waarneming
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is een neglect syndroom?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Traumatisch hersenletsel
Niet traumatisch hersenletsel
Hersenkneuzing
Herseninfarct
Whiplash
Zuurstofgebrek

Slide 17 - Question de remorquage

Wat is van onderstaande van toepassing op focaal hersenletsel
A
De schade is over een groot deel van de hersenen verspreid
B
Het heeft te maken met het voorste deel van je hersenen
C
Onstaat meestal na een directe klap op het hoofd
D
Schade ontstaat op latere leeftijd

Slide 18 - Quiz

Welke uitspraak is van toepassing op diffuus hersenletsel
A
Schade is over een groter deel van de hersenen
B
Komt alleen maar bij kinderen voor
C
Er onstaat een schedelbreuk
D
Ontstaat na val wanneer hersenen 'geschud' zijn

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Diapositive

Schrijf 5 dingen op (op papier) die jij erg belangrijk vindt 
Schrijf 5 dingen op (op papier) die jij erg belangrijk vindt 

Slide 22 - Diapositive

Geef je papiertje aan de persoon naast je

Slide 23 - Diapositive

Streep 3 dingen weg van de persoon waar jij het papiertje van hebt gekregen en geef het terug

Slide 24 - Diapositive

Bedenk nu eens voor jezelf als deze drie dingen er niet meer zijn. Hoe zou je leven er dan uit zien. 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Diapositive

Wat betekent de chronische fase
A
Dit is de fase wanneer het letsel net is gebeurd
B
De herstelfase, dat je alles opnieuw leert
C
De fase waarin je alles evalueert
D
Dat duidelijk wordt hoe je leven er met letsel uitziet

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Zichtbare gevolgen
Onzichtbare gevolgen
Geheugenstoornissen
Hemiparese
Verstoorde controle
Taalstoornissen
Hemianopsie
Concentratiestoordnissen

Slide 32 - Question de remorquage

Slide 33 - Diapositive

Gevolgen voor de relatie
Toekomstbeeld spat uit een
Hoe geef je nog vorm aan een bestaande relatie
Hoe ontstaan nieuwe relaties
Wat is haalbaar........

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Lien

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

Vanuit de fases ga je kijken welk type zorgvrager je voor je hebt. GZ psycholoog Arno Prinsen heeft vanuit zijn ervaring met zorgvragers 3 typen kunnen onderscheiden: de voorbijganger, de zoeker en de klant.

-De voorbijganger: zorgvrager heeft een beperkt ziektebesef en erkent niet dat hij een probleem heeft. De zorgvrager heeft dan ook nog geen hulpvraag.

-De zoeker: zorgvrager heeft enig ziektebesef. Dit komt vaak terug in een vage of slecht omlijnde hulpvraag. De zoeker weet dat er iets met hem aan de hand is, maar wat, weet hij niet.

-De klant: zorgvrager is zich bewust van zijn ziektebeeld. Hij/zij heeft een duidelijke vraag, maar weet niet welke hulpmiddelen hij in kan zetten. 

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Lien