3M - 'De grondwet van 1848'

'De grondwet van 1848'
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare school

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

'De grondwet van 1848'

Slide 1 - Diapositive

Staatsinrichting
We gaan het vandaag hebben over de staatsinrichting van Nederland. 
Met staatsinrichting bedoelen we alles wat met het bestuur en de organisatie van de staat (het land) te maken heeft. 
Bijvoorbeeld:
  • Welke wetten zijn er?
  • Wie mogen er stemmen?
  • Wie bestuurt het land?
  • Wie controleert het bestuur?
Dit torentje is een gebouwtje bij het Binnenhof in Den Haag. In het Torentje bevindt zich de werkkamer van de minister-president van Nederland. Het wordt daarom vaak naar de huidige premier genoemd, bijvoorbeel het Torentje van Rutte. 

Slide 2 - Diapositive

Staatsinrichting?
Geschiedenis?

De manier waarop Nederland tegenwoordig bestuurd wordt is niet van de ene op de andere dag bedacht. In de loop van de tijd is dit langzaam ontstaan. Daarom hoort staatsinrichting ook bij geschiedenis. 

Vandaag gaan jullie meer te weten komen over het ontstaan van de Nederlandse staatsinrichting. 


Slide 3 - Diapositive

Opdracht: Welke bestuursvormen waren er ook alweer? 
Maak de juiste combinaties. 
DEMOCRATIE
REPUBLIEK
CONSTITUTIONELE MONARCHIE
DICTATUUR 
Een bestuursvorm waarbij één persoon (of één groep) alle macht in een land heeft. 
Een bestuursvorm waarbij het volk (demos) zijn bestuurders kiest.
 Een bestuursvorm waarbij het staatshoofd (de president) wordt gekozen. 
 Een bestuursvorm waarbij de macht van de koning wordt beschreven in de grondwet. 

Slide 4 - Question de remorquage

Nederland is wat?!
Constitutionele Monarchie
Een monarch (vorst) is het staatshoofd. In de grondwet (de constitutie) staat welke macht de vorst heeft

Koninkrijk
Onze monarch noemen we 'de koning'. 

Democratie
Het volk (demos) kiest zijn bestuurders.

Slide 5 - Diapositive

Koninkrijk met een grondwet is een ...
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 6 - Quiz

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Even een terugblik...

  • Tussen 1588 en 1795.
  • Nederland was een republiek. 
  • Een republiek is een staat zonder koning of keizer. 
  • Nederland wordt bestuurd door regenten

Slide 7 - Diapositive

De Franse tijd
Even een terugblik...

  • Tussen 1795 en 1813.
  • In deze periode zijn de Fransen in baas in Nederland. 
  • Napoleon Bonaparte is de Franse leider en heeft een groot deel van Europa veroverd.  

Alle paars/blauwe gebieden hoorden bij het Franse rijk van Napoleon. 

Slide 8 - Diapositive

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Even een terugblik...

  • Tussen 1813 en nu.
  • Napoleon verslagen bij Waterloo.
  • Nederland, België en Luxemburg worden samen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
  • De familie van Oranje wordt het nieuwe koningshuis. 

Slide 9 - Diapositive

Tekst
Tekst
Sleep de namen naar het juiste portret.
Wilhelmina
Willem Alexander
Willem III
Willem I
Willem II
Juliana 
Beatrix

Slide 10 - Question de remorquage

Koning Willem I
1815 - 1840
  • Napoleon verslagen bij Waterloo.
  • Zoon van de laatste standhouder wordt koning Willem I.
  • 1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg.
  • Willem I wordt soms, spottend, ook wel koning-koopman genoemd.

Slide 11 - Diapositive

Hoe zag het bestuur van Nederland er uit 
tussen 1815-1848?

Schematisch

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Bestuur Nederland 1815 - 1848
  • Constitutionele monarchie
  • Parlement --> Eerste en Tweede Kamer

Macht van de koning:
  • Koning is het staatshoofd én regeringsleider.
  • Mag ministers benoemen en ontslaan.
  • Hij kiest de leden van de Eerste Kamer.
 
  • Tweede Kamer gekozen door bestuur dorpen en steden (oude regenten families)
Overal in Europa hebben koningen veel macht. 

Slide 14 - Diapositive

Kritiek
  • Rond 1825 ontstonden politieke stromingen die verandering willen. 
  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer (absolute) koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 15 - Diapositive

Koning Willem II
1840-1849

  • Had de bijnaam: "De Held van Waterloo". 
  • Vond zijn vader te conservatief, maar eenmaal koning was hij zelf óók conservatief. 
  • Geen ruimte voor veranderingen.

Slide 16 - Diapositive

Revolutiejaar 1848
  • In heel Europa worden koningen onder druk gezet om een deel van hun macht af te staan.
  • Koningen weigeren. 
  • In het jaar 1848 breken in heel Europa revoluties en rellen uit. Verzet tegen de koning en vóór meer democraties. PANIEK!
Ook in Den Haag...
...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 17 - Diapositive

VIDEO
SCHOOLTV: De grondwet van Thorbecke
De volgende dia stuurt je door naar een filmpje. Kijk deze!

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Nieuwe Grondwet
1848
  • Willem II is bang afgezet te worden.
  • HIj heeft de leider van de Nederlandse liberalen de opdracht om een nieuwe grondwet op te stellen (te schrijven).
  • Leider liberalen: Johan Rudolf Thorbecke

Slide 20 - Diapositive

Hoe zag het bestuur van Nederland er vanaf 1848 uit?
Schematisch

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

What is new?? 
"Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk." 

  • Ministeriële verantwoordelijkheid
  • Ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (reging = ministers + koning)
  • Ministers kunnen alleen regeren met toestemming van de Eerste en Tweede Kamer (samen het parlement)
Deel 1

Slide 23 - Diapositive

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden.
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur.
C
Ministers hebben geen invloed.
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning.

Slide 24 - Quiz

What is new??
  • Onschendbaarheid
  • Over de koning mag geen dicussie ontstaan en hij hoeft geen verantwoording af te leggen aan het parlement.
GEVOLGEN
  • Fouten van de koning zijn het probleem van de ministers.
  • De koning mag niks meer doen of zeggen zonder toestemming ministers. 
Deel 2

Slide 25 - Diapositive

VIDEO
IJZEREN EEUW: Onschendbaarheid

Slide 26 - Diapositive

0

Slide 27 - Vidéo

What is new?? 3
  • Rechtsreekse verkiezingen
  • Voortaan wordt de Tweede Kamer direct door de burgers gekozen.
  • In dorpen en gemeentes mochten de burgers hun gemeenteraad kiezen. 
  • In de provincies morgen de burgers de Provinciale Staten kiezen. 
  • De Provinciale Staten kiezen de Eerste Kamer.  
  • Maar... cencuskiesrecht.

Slide 28 - Diapositive

Censuskiesrecht
"Kiesrecht dat afhankelijk is van het betaalde bedrag aan belastingen."





Dus... alleen mensen die veel belasting bestalen (de rijken) mogen stemmen. 

Slide 29 - Diapositive

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen.
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen.
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen.
D
Niemand mag stemmen.

Slide 30 - Quiz

Wat hoort niet bij de grondwetswijziging van 1848?
A
Ministeriële verantwoordelijkheid
B
Censuskiesrecht
C
Algemeen kiesrecht
D
De koning is onschendbaar

Slide 31 - Quiz

Nederland was tussen 1813 en 1848 geen echte democratie. Welke van de onderstaande zinnen bevestigen dit?
BEVESTIGEN
DEZE ZINNEN ZIJN OVER
1. Het parlement was niet gekozen door de hele bevolking. 
2. Het parlement bestond uit een Eerste en Tweede Kamer. 
3. De regering werd benoemd en geleid door de koning.
4. Het parlement kon besluiten van de regering niet tegenhouden. 

Slide 32 - Question de remorquage

Koning Willem II wilde de regering zelf leiden. Hoe is te verklaren dat hij Torbecke toch de opdracht gaf een liberale grondwet te maken die de koning minder macht gaf?

Slide 33 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen censuskiesrecht en algemeen kiesrecht?

Slide 34 - Question ouverte

In 1848 werd er censuskiesrecht ingevoerd. Alleen mannen die een behoorlijk bedrag aan belastingen betaalden, mochten stemmen. Leg uit waarom dit ervoor zorgde dat een klein deel van de bevolking kiesrecht had.

Slide 35 - Question ouverte