3.2deel1

De huisarts 
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

De huisarts 

Slide 1 - Diapositive

het spoedgeval

Slide 2 - Diapositive

het spreekuur

Slide 3 - Diapositive

Je kunt in Nederland zelf je huisarts kiezen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Je moet je eerst aanmelden bij de assistente als je een huisarts zoekt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Je kunt in Nederland zelf beslissen dat je naar een specialist gaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Met een verwijsbrief ga je naar de apotheek.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Als je echt niet naar de huisarts kunt, komt hij soms bij je thuis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Als je een korte vraag hebt, kun je de huisarts meestal op een vaste tijd bellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Opdracht
  1. Zoek de website van jouw huisarts (telefoon/laptop). blz 61
  2. Zoek op:
- welk telefoonnummer bel je voor een afspraak? 
- welk telefoonnummer bel je bij spoed? 
- wanneer heeft jouw huisarts spreekuur? 
- wanneer is jouw huisartsenpraktijk open? 
- waar is jouw huisarts? Hoe ga je daarheen? (9292/Maps)

Slide 10 - Diapositive

Je hebt al twee dagen hoofdpijn
Ja
Nee

Slide 11 - Sondage

Je kind van vier jaar is verkouden.
Het kind heeft geen koorts.
Ja
Nee

Slide 12 - Sondage

Je hebt veel stress.
Ja
Nee

Slide 13 - Sondage

Je slaapt niet goed.
Ja
Nee

Slide 14 - Sondage

Je kind eet weinig.
Het kind is te mager.
Ja
Nee

Slide 15 - Sondage

Je hebt ruzie met je man of vrouw.
Ja
Nee

Slide 16 - Sondage

Spreken
  1. Je gaat oefenen met bellen naar de huisarts. 
  2. Luister naar het gesprek. 
  3. Zijn er moeilijke woorden?
  4. Welke klachten ken jij?

Slide 17 - Diapositive

Wanneer bel je naar spoedgeval?
A
Bij levensgevaar
B
Als de praktijk dicht is
C
Als je naar huisartsenpost gaat.
D
Als je naar het spreekuur wilt.

Slide 18 - Quiz

De assistente wil informatie over jou. Zij zoekt je ...........op in de computer.
A
gevens
B
gegevens
C
naam en adres
D
postcode

Slide 19 - Quiz

De dokter gaat soms naar oudere mensen toe. De dokter gaat op .......
A
huis bij de oudere mensen
B
bezoek
C
afspraak
D
huisbezoek

Slide 20 - Quiz

Zinnendictee

Slide 21 - Question ouverte

Zinnendictee

Slide 22 - Question ouverte

Zinnendictee

Slide 23 - Question ouverte

Hij heeft last van zijn keel. Hij moet zijn neus elke keer snuiten. Hij is erg.....

Slide 24 - Question ouverte

Ik woon ......2020 in Nederland.
A
sinds
B
al
C
pas
D
van

Slide 25 - Quiz

Ik moet nu even weg. Maar ik kom ....weer terug.
A
altijd
B
gauw
C
niet
D
morgen

Slide 26 - Quiz

De dokter onderzoekt mijn longen. Ik moet inademen en diep..........
A
slikken
B
ademen
C
zuchten
D
snuiten

Slide 27 - Quiz

Ik kan niet meer pinnen.
........heb ik niet genoeg geld.
A
waarschijnlijk
B
want
C
maar
D
omdat

Slide 28 - Quiz

Ik ben hard gevallen. Mijn hoofd doet....pijn.
A
waarschijnlijk
B
geen
C
veel
D
vreselijk

Slide 29 - Quiz

Wat is een antibioticum?
A
biologie
B
druppel
C
dosering
D
kuur

Slide 30 - Quiz

Merhawi heeft het erg warm. Hij heeft ...........dat hij ziek wordt.
A
voelen
B
koorts
C
gezegd
D
het gevoel

Slide 31 - Quiz

Sommige medicijnen moet je in de koelkast.....

Slide 32 - Question ouverte

Als je te veel bier op hebt, dan .....er problemen.
A
zijn
B
ontstaan
C
gaan
D
opstaan

Slide 33 - Quiz

Van sommige medicijnen kun je last krijgen van....
A
overgevoelig
B
bijwerkingen
C
schade
D
zuchten

Slide 34 - Quiz

Je moet 2 keer per dag de medicijnen innemen. Dat is de juiste....
A
dosering
B
druppels
C
temperatuur
D
kuur

Slide 35 - Quiz

Ik heb erg last van mijn rug. De dokter heeft me een ....... voorgeschreven.
A
recept
B
apotheek
C
pijnstiller
D
dosering

Slide 36 - Quiz

Bij het sporten krijg ik steeds .......van mijn rug.
A
medicijnen
B
paracetamol
C
klachten
D
pijnstiller

Slide 37 - Quiz

Wat is hetzelfde als dicht doen?

Slide 38 - Question ouverte

De dokter geef je een speciale brief voor het ziekenhuis. Dat is een....

Slide 39 - Question ouverte

Tegenstelling van minimaal is....

Slide 40 - Question ouverte

dit is je .......

Slide 41 - Question ouverte

Als iemand je heel erg hard dan doet erg....

Slide 42 - Question ouverte

Mijn rug doet zeer. Ik ben door mijn .....gegaan.
A
rug
B
fiets
C
knie
D
medicijnen

Slide 43 - Quiz

Ik ga naar Amsterdam........mijn oom jarig is

Slide 44 - Question ouverte

Gisteren was het mooi weer. We zijn naar ...... ........ gegaan om te volleyballen.

Slide 45 - Question ouverte

Zijn tante is gisteren overleden. Ik wens hem heel veel.....

Slide 46 - Question ouverte

Ik moet meneer Marcel onmiddelijk spreken. Het is erg d..........

Slide 47 - Question ouverte

Wat is de tegenstelling van deze zin: De winkels in Amsterdam zijn zondags ook open. In Leeuwarden zijn ze (8 letters)

Slide 48 - Question ouverte

Ik ben in mijn rug gevallen. Is dat goed of fout?

Slide 49 - Question ouverte

Ik heb hoge temperatuur. Is dat goed of fout?

Slide 50 - Question ouverte

Ik ga niet naar school omdat ik ben ziek. Is de zin goed of fout?

Slide 51 - Question ouverte

Youssef eet geen chocolade want het niet gezond is. Is de zin goed of fout?

Slide 52 - Question ouverte

Ik vind dit hoofdstuk moeilijk / makkelijk.

Slide 53 - Question ouverte