05 PPP functies en verschijningsvormen geld bet rk openen

Yara pint €25 bij de geldautomaat.
Hiermee betaalt zij de boodschappen.
Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft gelijk en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.
1 / 38
suivant
Slide 1: Quiz
Wft BasisMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Yara pint €25 bij de geldautomaat.
Hiermee betaalt zij de boodschappen.
Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft gelijk en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen?
Terugblik vorige week => liquiditeitsplan  & vragen levensfasemodel 
Leerdoelen deze week (1.2 Betalen en Sparen)
Uitleg 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sophie wil een fiat 500 kopen van € 17.500.
Zij heeft op dit moment € 7.500 op haar spaarrekening staan maar wil sowieso € 5.000 achter de hand houden voor onvoorziene uitgaven.

Sophie is doktersassistente en verdient € 2.750 netto per maand. Haar uitgaven zijn € 2.000 per maand. Hoe lang moet Sophie sparen voordat zij haar auto kan kopen?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hans en Ingrid zijn beiden een jaar gepensioneerd. Het spaargeld is behoorlijk afgenomen door onder andere reizen. Nu is het maken van uitstapjes en reizen overigens niet meer aan de orde vanwege hun gezondheid.
A
Middenfase
B
Actieve ouderdom
C
Jong volwassenheid
D
Afhankelijke ouderdom

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hans werkt in zijn eerste baan. Ingrid zit in het laatste jaar van haar MBO studie. Ze wonen samen in een huurhuis.
A
Jongvolwassenheid
B
Vroege jeugd
C
Middenfase
D
Actieve ouderdom

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hans en Ingrid zijn beiden sinds een jaar gepensioneerd. De eigen woning is vrij van hypothecaire leningen. Ze reizen veel met hun camper. Tijdens de reizen fietsen en wandelen ze veel.
A
Vroege jeugd
B
Middenfase
C
Actieve ouderdom
D
Afhankelijke ouderdom

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hans en Ingrid hebben een groeiend spaarsaldo. Ze werken beiden alweer een aantal jaren. En ze hebben een gezin met 3 kinderen (10, 12 en 14 jaar oud). Hans en Ingrid vervelen zich niet!
A
Jong volwassenheid
B
Middenfase
C
Actieve ouderdom
D
Vroege jeugd

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen:
Aan het einde van deze les weten jullie 
- de functies en verschijningsvormen van geld
-  de stappen voor het openen van een betaalrekening

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke functie(s) van geld herken je in onderstaande voorbeelden?
1. Meike koopt voor € 120 een paar nieuwe volleybalschoenen.
2. Een nieuwe laptop kost minder dan een nieuwe iPhone.
3. Jessie wordt door de politie aangehouden wanneer zij ’s ochtends naar school fietst. Haar verlichting is stuk en ze krijgt een boete van € 90.
4. Stephan bewaart het geld dat hij gekregen heeft voor zijn verjaardag in een lade onder zijn sokken.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op mijn betaalrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er als je geld opneemt?
Als je geld opneemt bij een GEA (geldautomaat) dan daalt de hoeveelheid giraal geld en stijgt de hoeveelheid chartaal geld.


Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
------------
Nieuw saldo

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Saldo:
het bedrag dat op je bankrekening staat
DEB = debetsaldo:
het is een negatief saldo -> de bank heeft geld van jou te goed
CR = creditsaldo:
het is een positief saldo -> je hebt geld tegoed van de bank

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening

Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening
  • je staat rood

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.




523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.





€523,80
-/- €125
-/-€99
+€126,40
-/-€25
€401,20 credit

523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke 3 geldfuncties ken je?

Slide 27 - Question ouverte

Ruilmiddel
Rekeneenheid
Waardeopslag/oppotmiddel
Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
creditcard
B
bankpas
C
biljetten
D
pinpas

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met de geldsoort als je geld opneemt bij een GEA (Geldautomaat)?
timer
1:00

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ken je de fraudesystemen en hun betekenis nog?
Noem er minimaal 1 en leg uit wat het doet.
timer
1:00

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions