practise listening/quizlet live/grammar

Unit mijn toekomst
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Unit mijn toekomst

Slide 1 - Diapositive

Schema vandaag
  • Reading question types
  • reference words
  • listening/speaking practise 
  • quizlet live

Slide 2 - Diapositive

Inquiry question

  • Hoe maak ik een afspraak? (listening/speaking)

  •  How do I recognize a reference word in a text?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

There are reference words for a place (er, daar)
For a person (hem, haar, ze),
for an object (het, dit, dat),
or for a time (toen, dan).

They are used to shorten a sentence.

Slide 6 - Diapositive

Reference words/verwijswoorden
Voorbeelden van verwijswoorden die verwijzen naar personen zijn: 'hij', 'zij', 'ze', 'hem', 'haar' en 'zijn'.
  • Dit lokaal is van meneer De Rooij. Hij is pauze aan het houden.
  • Marieke houdt van lezen. Haar boekenkast staat vol met boeken.
  • Daar loopt Joost. Ik krijg van hem nog vijf euro.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

  1. De man klimt.
  2. Hij draagt een veiligheidsgordel, die hem beschermt tegen het vallen.
  3. Zijn helm geeft hem extra bescherming.

Waar verwijst "hem" in regel 2 naar? En hem in r. 3?

Slide 9 - Diapositive

Mannelijk/vrouwelijk
antecedent (the word that the reference word refers to)  is mannelijk: hij, hem, zijn, deze en die. antecedent is vrouwelijk: zij, ze, haar, deze en die.
uitgangen vrouwelijk:
- heid                   - ing               - te               - teit
- nis                      - de                - ij                 - uur
- st                        - ie                  - iek
- schap               - ij                   - theek
niet vast te stellen? Dan is het mannelijk.

Slide 10 - Diapositive

Onzijdig
het, zijn, dit en dat.

namen van landen, provincies, steden, clubs, verkleinwoorden (fietsje) en alle het-woorden (dus ook "het meisje").

Ik woon in Nederland. Het land met zijn prachtige rivieren.

Slide 11 - Diapositive

Meest voorkomende fouten
- Onduidelijk of het antecedent een "de" of een "het" woord is. 
   "vorige week verscheen in de krant een artikel die veel stof             deed opwaaien"
- Onduidelijk of het antecedent mannelijk of vrouwelijk is.
   "De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje"

Slide 12 - Diapositive

Task
verwijswoorden uit de zinnen halen, zet erbij waar het naartoe verwijst!

Find the reference word in the sentences. Write down the word that the reference word refers to. 

Slide 13 - Diapositive

Finished?
Continue with practising the perfectum.

Slide 14 - Diapositive

5 min break

Slide 17 - Diapositive

Listening practise
Please open the file Spreektaal communicatie under files in MB. 
Listen to the conversation on page 2, Naar de bioscoop.

Slide 18 - Diapositive

listening and speaking
Exercise 4. 
Look at the picture at exercise 6. What is this?
Exercise 7 listen to the conversation.
Answer the questions in 8.
Discuss exercise 9.
Answer questions in 11.
2 students practise the dialog in 12 and 14.





Slide 19 - Diapositive

listening and speaking
Discuss exercise 16
Finally, have the conversation in exercise 17. 

Slide 20 - Diapositive

Quizlet
quizlet live

Slide 21 - Diapositive

Schema vandaag
IB question types
reference words
listening/speaking practice
Quizlet live

Slide 22 - Diapositive