6.3 het oog

6.3 de ogen



Maar zo eerst een een terugblik




Leerdoelen:
- Ik ken de bouw van de ogen en de functie van de verschillende onderdelen. 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.3 de ogen



Maar zo eerst een een terugblik




Leerdoelen:
- Ik ken de bouw van de ogen en de functie van de verschillende onderdelen. 

Slide 1 - Diapositive

Begrippen
(1) Prikkel: informatie uit de omgeving die je opvangt.
(2) Zintuig: dit opvangen gebeurt door een zintuig (let op het verschil tussen: het orgaan en het zintuig!)
(3)Impuls: een zintuig zet een prikkel om in een elektrisch signaal, dit signaal heet de impuls.
(4)De impuls gaat via zenuwen naar de hersenen, de hersenen reageren met een eigen impuls waardoor je lichaam reageert.

Slide 2 - Diapositive

Adequate prikkel
Zintuigen reageren niet op alle prikkels. Elk zintuig heeft een prikkel die bij het zintuig past.
Zo reageren je ogen niet op de prikkel geluid, maar wel op de prikkel licht.
De prikkel die bij het zintuig past heet de adequate prikkel.
Alle zintuigen hebben hun eigen adequate prikkel

Slide 3 - Diapositive

Drempelwaarde
Drempelwaarde  - Adequate Prikkel

Slide 4 - Diapositive

Gewenning en Motivatie

Slide 5 - Diapositive

Op de afbeelding zijn drie onderdelen van het centrale zenuwstelsel aangegeven.


Hoe heet onderdeel C?


A
Hersenstam
B
Ruggenmerg
C
Hoofdzenuw
D
Ruggenstam

Slide 6 - Quiz

De functies van zintuigen zijn......
A
Prikkels opvangen
B
Impulsen opvangen
C
Prikkels maken
D
Impulsen maken

Slide 7 - Quiz

Zet in de goed volgorde:
...1....worden opgevangen door ....2....., dan ontstaat er ......3......die naar de ......4........worden geleid.
A
1 = impulsen 2= zintuigen 3 = prikkels 4 = hersenen
B
1 = prikkels 2 = zintuigen 3= impulsen 4 = hersenen
C
1 = impulsen 2 = hersenen 3 = prikkels 4 = zintuigen
D
1 = prikkels 2 = hersenen 3 = impulsen 4 = zintuigen

Slide 8 - Quiz

Wat zijn impulsen?
A
Elektrische signalen
B
Prikkels
C
Een ander woord voor zenuwen
D
Zintuigen

Slide 9 - Quiz

De kleinste prikkel die een impuls veroorzaakt is
A
de adequate prikkel
B
gewenning
C
de impuls frequentie
D
de drempelwaarde

Slide 10 - Quiz

Wat is een adequate prikkel
A
De prikkel waar een zintuig gevoelig voor is
B
De kleinste prikkel die een zintuig kan waarnemen
C
Een prikkel waar het zintuig ongevoelig voor is
D
Een signaal dat via de zenuwen naar de hersenen gaat

Slide 11 - Quiz

Bron 3 Je oog aan de buitenkant

Slide 12 - Diapositive

Hoe werken ogen?
De drie lagen in het oog:
1. Harde oogvlies (dit is het witte gedeelte, dient voor bescherming)
2. Vaatvlies (hierin zitten bloedvaatjes)
3. Netvlies (dit is het zichtzintuig)

Slide 13 - Diapositive

Bron 4 Het oog vanbinnen

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk :
Lezen en maak van Bs 6.3 opdracht 12 t/m 17

Slide 15 - Diapositive