T3 p.c. onregelmatige ww + herhalen regelm

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Bienvenue 

à la classe de français:

destination vacances

Doelen- en toetsoverzicht periode 2

1. spreekvaardigheid: échange Bruxelles: ik kan in een vlog over mezelf vertellen én vragen naar de ander

2. kijk- en luister: ik kan in mijn eigen woorden navertellen wat er gezegd wordt in een gesprek over reizen, doordat ik woorden in het thema 'reizen' herken.

3. kennistoets (onderwerp: reizen): ik kan de passé composé gebruiken voor regelmatige werkwoorden -ir, -er en -re én avoir, être, faire en prendre

4. kennistoets (onderwerp: reizen): ik kan het lijdend voorwerp vervangen door le, la l' of les

5. idioomtoetsen: ik kan woorden en zinnen die te maken hebben met het thema 'reizen' vertalen en gebruiken

1. vlog (zie Learnbeat)

(vr 19 nov)

2. kijk- en luistertoets (vr 10 dec)

3. GL3D/ LB extra

4. GL3H/ LB extra

5. GL3ABEF 

(SO do 9 dec)

REPETITIE doel 3, 4, 5

(toetsweek)

Wat doen we vandaag?

ik kan de passé composé gebruiken met het hulpwerkwoord 'avoir'

beschrijft: 

• wat er gebeurd is
• wat je hebt gedaan

Weet je het nog?

Weet je het nog?

Wat is de passé composé?
Geef een voorbeeld van een zin in het Nederlands

kennen!

Avoir (hebben)

ik heb                                  j'ai

jij hebt                                 tu as

hij/ zij/ men heeft             il/ elle/ on a

wij hebben                        nous avons

jullie hebben/ u heeft    vous avez

zij hebben                         ils ont

stappen:

1. onderwerp (Wie?) =

2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = 

3. voltooid deelwoord = STAM + (é of i of u)

dus (zet in de p.c.): regarder, il 

1. onderwerp (Wie?) = il

2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = avoir: a

3. voltooid deelwoord = STAM + (é of i of u) = é, dus regardé

dus (zet in de p.c.): regarder, il 

1. onderwerp (Wie?) = il

2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = avoir: a

3. voltooid deelwoord = STAM + (é of i of u) = é, dus regardé

dus (zet in de p.c.): regarder, il 

1. onderwerp (Wie?) = il

2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = avoir: a

3. voltooid deelwoord = STAM + (é of i of u) = é, dus regardé

dus (zet in de p.c.): regarder, il 

1. onderwerp (Wie?) = il

2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = avoir: a

3. voltooid deelwoord = STAM + (é of i of u) = é, dus regardé

dus (zet in de p.c.): regarder, il 

1. onderwerp (Wie?) = il

2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = avoir: a

3. voltooid deelwoord = STAM + (é of i of u) = é, dus regardé

dus (zet in de p.c.): regarder, il 

1. onderwerp (Wie?) = il

2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = avoir: a

3. voltooid deelwoord = STAM + (é of i of u) = é, dus regardé

Ik heb gereisd
(voyager)

1. J'ai voyager
2. Tu as voyagu
3. Tu as voyagé
4. J'ai voyagé

Hij heeft gekozen
(choisir)

1. il a choisi
2. tu as choisi
3. il a choisu
4. tu as choisir

Wij hebben gepraat
(parler)

1. Ils ont parlé
2. Nous avons parli
3. Nous avons parlé
4. Vous avez parlu

Zij heeft gewacht
(attendre)

1. Elle a attendu
2. Elle a attendé
3. Tu as attendre
4. Nous avons attendi

Avoir: jij hebt gehad

Faire: hij heeft gedaan/gemaakt

Être: U bent geweest

La compétition entre les groupes

l'éléphant	le chèvre	la coccinelle	la vipère	le chien
Jochem Eva Lucas Lycke (Sofia)	Loïs Vera Jonathan Dick	Fleur Noah Susanne Senna	Flore Esmee Floris Jasmijn	Tim Sophie Ymke Jefta

Nieuwe groepjes, zelfde afspraken ;-)

ga bij elkaar zitten

Zet in de passé composé
écouter
il ______________

1. avez écouté
2. a écouté
3. ont écoutu
4. a écouti

Zet in de passé composé
finir
vous ______________

1. avez finé
2. a fini
3. avez fini
4. avons finu

Zet in de passé composé
attendre
ils ______________

1. ont attendu
2. avons attendu
3. ont attendé
4. avons attendi

vendre
tu _________

quizlet.com

Au travail: 

les devoirs 

Faire: 

Grandes Lignes 3D: exercices 15

oefen m.b.v. www.verbuga.eu: arriver, vendre, finir, avoir, être, faire, prendre (passé composé)

Apprendre:

Grandes Lignes 3CG, 3ABEF, 3D (slim stampen)

Werk zachtjes, 

zodat iedereen zich kan concentreren

vraag zoveel mogelijk om hulp!

3. ik kan de passé composé gebruiken 

inhaal kijk- en luistertoets afspreken

ik kan de passé composé gebruiken voor regelmatige werkwoorden én onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire en prendre

doel bereikt?

ik kan de passé composé gebruiken met het hulpwerkwoord 'avoir'

Au revoir!

NIEUW!!

hebben

zijn

maken/ doen

nemen

gehad

geweest

gemaakt/ gedaan

genomen

hebben

zijn

maken/ doen

nemen

gehad

geweest

gemaakt/ gedaan

genomen

dus (wat zijn de vertalingen?):

avoir	passé composé
ik heb gehad jij hebt gehad hij/zij/ men heeft gehad wij hebben gehad jullie hebben gehad/ u heeft gehad zij hebben gehad (m/v)	j'ai eu tu as eu il/ elle/ on a eu nous avons eu vous avez eu ils/ elles ont eu

dus (wat zijn de vertalingen?):

avoir	passé composé
ik heb gehad jij hebt gehad hij/zij/ men heeft gehad wij hebben gehad jullie hebben gehad/ u heeft gehad zij hebben gehad (m/v)	j'ai eu tu as eu il/ elle/ on a eu nous avons eu vous avez eu ils/ elles ont eu

dus (wat zijn de vertalingen?):

avoir	passé composé
ik heb gehad jij hebt gehad hij/zij/ men heeft gehad wij hebben gehad jullie hebben gehad/ u heeft gehad zij hebben gehad (m/v)	j'ai eu tu as eu il/ elle/ on a eu nous avons eu vous avez eu ils/ elles ont eu

dus (wat zijn de vertalingen?):

avoir	passé composé
ik heb gehad jij hebt gehad hij/zij/ men heeft gehad wij hebben gehad jullie hebben gehad/ u heeft gehad zij hebben gehad (m/v)	j'ai eu tu as eu il/ elle/ on a eu nous avons eu vous avez eu ils/ elles ont eu

dus (wat zijn de vertalingen?):

avoir	passé composé
ik heb gehad jij hebt gehad hij/zij/ men heeft gehad wij hebben gehad jullie hebben gehad/ u heeft gehad zij hebben gehad (m/v)	j'ai eu tu as eu il/ elle/ on a eu nous avons eu vous avez eu ils/ elles ont eu

dus (wat zijn de vertalingen?):

avoir	passé composé
ik heb gehad jij hebt gehad hij/zij/ men heeft gehad wij hebben gehad jullie hebben gehad/ u heeft gehad zij hebben gehad (m/v)	j'ai eu tu as eu il/ elle/ on a eu nous avons eu vous avez eu ils/ elles ont eu

dus (wat zijn de vertalingen?):

avoir	passé composé
ik heb gehad jij hebt gehad hij/zij/ men heeft gehad wij hebben gehad jullie hebben gehad/ u heeft gehad zij hebben gehad (m/v)	j'ai eu tu as eu il/ elle/ on a eu nous avons eu vous avez eu ils/ elles ont eu