Voorbereiding toets hoofdstuk 6 en 7

wat weet je nog van de Griekse kunst, beeldhouwkunst en architectuur?
1 / 39
suivant
Slide 1: Carte mentale
TekenenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

wat weet je nog van de Griekse kunst, beeldhouwkunst en architectuur?

Slide 1 - Carte mentale

Teken op papier een Griekse tempel en zet de juiste namen op de goede plek: timpaan, zuil, kapiteel, voetstuk, fries, architraaf

Slide 2 - Question ouverte

Grieken 800 V chr -50 n chr. 
gebouwen en beelden zijn harmonieus van vorm
De mens is het middelpunt, en  het aardse leven wordt vereerd
De goden worden als atleten voorgesteld. 

Slide 3 - Diapositive

Noem 3 kenmerken van de Grieken
A
Gebouwen en beelden zijn harmonieus
B
De mens vormt het middelpunt, niet meer de kerk
C
De mens is het middelpunt en het aardse leven wordt vereerd
D
De goden worden als atleten voorgesteld.

Slide 4 - Quiz

Wat weet je nog van de romeinse kunst, beeldhouwkunst en architectuur

Slide 5 - Carte mentale

Romeinen 200 V chr -500 na chr.
De romeinen waren erg praktisch 
Gebouwen beelden alles moest het onoverwinnelijke van de romeinen uitstralen
De Romeinen maken de kunst van de oude grieken gewoon na

Slide 6 - Diapositive

Wat is een overeenkomst tussen de Grieken en Romeinen
A
Ze maakten standbeelden van goden en keizers
B
Ze bouwden met bogen en koepels
C
Ze gebruikten beide architraven en zuilen
D
Standbeelden werden natuurgetrouw in hun meest ideale vorm afgebeeld

Slide 7 - Quiz

Noem drie kenmerken van de Romeinen
A
De kunst is rustig evenwichtig en laat de ideale verhoudingen zien
B
De Romeinen zijn erg praktisch. Er moet een rijk gebouwd worden
C
Gebouwen beelden alles moest overwinnelijkheid uitstralen
D
De Romeinen maakten de kunst van de oude Grieken na

Slide 8 - Quiz

Middeleeuwen 500-1100
Het christendom is in west-europa zeer machtig
Er worden veel, vaak heel grote, pelgrimskerken gebouwd. Pelgrims zijn christenen die op weg waren naar bedevaartsplaatsen zoals Lourdes. Er waren veel pelgrims op weg dus moest er in elke grote plaats aan zo'n weg naar een bedevaartsplaats zo'n grote kerk komen.  
De kerkgangers leerden de bijbel kennen aan de hand van versieringen zoals beeldhouwwerk en glas-in-loodramen
De bouwstijl is eerst romaans en daarna gotisch

Slide 9 - Diapositive

Middeleeuwen 500-1500
Romaans 500 - 1250
kerken met dikke muren en kleine ramen
pelgrimskerken
boogramen en constructie zagen er romeins uit, vandaar de naam romaans 
plattegrond in de vorm van een kruis, het teken van christenen. 
Richting het oosten gebouwd

Slide 10 - Diapositive

veel versiering met beeldhouwwerken en schilderkunst. De kerkgangers konden niet lezen en schrijven en leerden op deze manier   de verhalen in de bijbel
plattegrond: muren worden aan de buitenkant verstevigd met steunberen. 

Slide 11 - Diapositive

spitsboog met glas in lood. Hier staan bijbelverhalen opgeschilderd
Gotiek 1150-1500, middeleeuwen

Slide 12 - Diapositive

nieuwe manier van bouwen: skeletbouw: 
dragende functie: pilaren binnen en buiten steunberen ook luchtbogen
Hoge gebouwen, dunne muren, veel ramen, met glas in lood voor het eerst maakt men gebruik van spitsbogen

Slide 13 - Diapositive

Welk jaartal hoort bij romaanse kunst
A
500-1500
B
200-500
C
500-1100
D
1100-1500

Slide 14 - Quiz

Wat hoort bij romaanse bouwkunst?
A
Glas in lood ramen
B
Veel licht in de kerk
C
Dikke muren
D
Skeletbouw

Slide 15 - Quiz

Wat is overeenkomst tussen romaanse bouwkunst en Gotische bouwkunst
A
Veel licht in de kerk
B
Beide bouwden grote hoge gebouwen
C
Beiden gebruikten glas in loodramen
D
Beide maakten pelgrimskerken

Slide 16 - Quiz

hoe heet deze versteviging aan de buitenkant van een romaanse kerk?
A
steunbeer
B
luchtboog
C
pilaar
D
zuil

Slide 17 - Quiz

Hoe heet deze versteviging aan de buitenkant van een gotische kerk?
let op: noem twee antwoorden
A
steunbeer
B
luchtboog
C
pilaar
D
zuil

Slide 18 - Quiz

Renaissance 1400-1600
de mens vormt het middelpunt, en niet meer de kerk. 
De klassieke voorbeelden worden aangepast aan de moderne tijd.
Het centraal-perspectief wordt uitgevonden. 
De kunstenaar is "universeel" hij beheerst alle kunsten.
De kunst is rustig, evenwichtig symmetrisch en laat ideale verhoudingen zien
Gebruik van de basisvormen. 

Slide 19 - Diapositive

centraal perspectief. Lijnperspectief met 1 vluchtpunt in het midden. 
Een belangrijke uitvinding waarmee diepte getekend kan worden op het platte vlak. 

Slide 20 - Diapositive

Welke kenmerken van renaissance herken je in dit gebouw?
A
Het gebruik van basis vormen
B
Mensen leerden de bijbel kennen aan de hand van versieringen
C
Grote kleurcontrasten
D
Ordening is beweeglijk onrustig en niet overzichtelijk

Slide 21 - Quiz

Klassieke voorbeelden worden aangepast. 
De kunst is rustig evenwichtig symmetrisch en laat ideale verhoudingen zien….net als bij de Grieken 

Slide 22 - Diapositive

Welk kenmerk van renaissance zie je in dit schilderij?
A
Schilderijen moesten macht en onoverwinnelijkheid uitstralen
B
Uitvinding van centraal perspectief
C
De mens is het middelpunt en het aardse leven wordt vereerd
D
Renaissance werkt op gevoel en is vrolijk en levenslustig

Slide 23 - Quiz

Welk jaartal hoort bij renaissance
A
1100-1500
B
1600-1800
C
500-1500
D
1400-1600

Slide 24 - Quiz

Barok 1600-1800
Barok werkt op gevoel, is vrolijk en levenslustig
De ordening is beweeglijk, onrustig en niet overzichtelijk
Grote kleurcontrasten en tegenstellingen in licht en donker 
Vooral kunst van Kerk en Vorst, maar ook van rijke burgers. 

Slide 25 - Diapositive

Welke stelling is juist
A
Dit is een pronkstilleven uit de gouden eeuw
B
Men wilde aantonen hoeveel kennis men had van producten uit Finland en Zweden
C
Barok is van 1400-1600

Slide 26 - Quiz

Welk kenmerk van barok is onjuist
A
Barok werkt op gevoel, meestal vrolijk maar altijd met veel emotie
B
Barok is erg dynamisch dat herken je aan de diagonale compositie
C
De ordening is bewegelijk, onrustig en niet overzichtelijk
D
Barok werkt veel met kleurcontrasten hier zie je een complementair kleurcontrast

Slide 27 - Quiz

Neoclassicisme 
van 1800 tot 1900
De stijl van de klassieken word opnieuw toegepast

De ordening is meestal symmetrisch en statisch 
De kleuren zijn meestal koel

in de beeldhouwkunst maakt men gladde koele vormen in marmer
Moderne bouwmaterialen worden in klassieke vormen verwerkt

Slide 28 - Diapositive

Romantiek 
van 1785 tot 1870
romantiek is een protest tegen het koele zakelijke neoclassicisme

De romantiek werkt vooral op het gevoel
overdreven gebaren en emoties, zoals op het toneel

De liefde voor de natuur speelt een grote rol

Belangstelling voor het verleden 

Slide 29 - Diapositive

door de politieke opstanden werden de schilders vrij. Ze konden nu zelf beslissen wat ze zouden gaan schilderen. 
Ze zoeken een manier om hun heftige gevoelens uit te drukken. 

Slide 30 - Diapositive

Realisme 1854-1880

Het realisme is een reactie op, en protest tegen zowel het neoclassicisme als de romantiek

 het onderwerp is het leven van alledag
er wordt vooral naar de werkelijkheid gekeken

Geen idealisering geen verheven onderwerpen

Slide 31 - Diapositive

"gedag meneer Coubert" Een gebeurtenis die helemaal niet belangrijk is. Niks spannends. Gewone mensen zijn het onderwerp.
het is shockerend dat gewone alledaagse mensen ineens op een schilderij geschilderd werden. De werkelijkheid is vaak harder dan mooi. 

Slide 32 - Diapositive

Impressionisme 1866-1880
het weergeven van licht en sfeer.
kleuren die verandern onder invloed van het licht
De 'indruk' van een momentopname
korte kleurige kwaststreken 
onderwerpen zijn meestal buiten
onderwerpen zijn zonder bijbedoelingen, geen boodschap geen probleem 

Slide 33 - Diapositive

pointillisme vanaf 1885
reactie op impressionisme
men brengt de kleur in ontelbare stippen onvermengt op het doek

afbeelding is een uitvergroting Seurat, "parade van het circus" 1889

Slide 34 - Diapositive

Seurat, "parade van het circus" 1889

Slide 35 - Diapositive

cézanne voorloper op kubisme
was niet tevreden met werkwijze van impressionisme

voorstander van veel kleur

vond dat de vorm duidelijk moest blijven

Slide 36 - Diapositive

van Gogh voorloper op expressief 
schilderde met heftige beweeglijke penseelstreken en gloeiende felle kleuren 

Alles aan van gogh is expressief. 

Hij schilderde met hart en ziel, om uitdrukking te geven aan zijn gevoelens

Slide 37 - Diapositive

picasso voorloper van abstract
Zelf een kubist maar gaat hierin zover door dat zijn werk bijna abstract wordt.
Hiermee is hij een voorloper voor abstracte kunst 

Picasso "Daniel-Henry Kahnweiler" 1910


Slide 38 - Diapositive

kandinsky
laat je niet verleiden om te zoeken naar herkenbare vormen. Die zijn er niet. 
Wel hebben de vormen en kleuren een betekenis. 

Kandinsky wilde een schilderij maken zoals een muziekcomponist werkt met klanken. 

Kandinsky, eerste abstracte schilderij 1911

Slide 39 - Diapositive