H11 de hoofdlijnen

Hoofdstuk 11 
De hoofdlijnen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 11 
De hoofdlijnen

Slide 1 - Diapositive

Hoe komen planten aan eten?
Planten gebruiken de energie van zonlicht om van koolstofdioxide en water glucose te maken.

Dit proces noemen we fotosynthese.

Van glucose kan de plant vervolgens weer andere stoffen maken, zoals zetmeel, eiwitten, vetten en vitaminen. 

Bij het maken van glucose komt zuurstof vrij. Dit gebruiken andere organismen weer voor verbranding

Slide 2 - Diapositive

Hoe komt een plant aan water?

Slide 3 - Question ouverte

Hoe komt een plant aan koolstofdioxide?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe komen ééncellige dieren aan voedingsstoffen?
Cellen kunnen stoffen van buiten de cel opnemen via endocytose

Bij endocytose sluit het celmembraan stoffen van buiten af in en maakt een klein blaasje met daarin de voedingsstoffen

Bij exocytose versmelt een klein blaasje met het celmembraan en komen de stoffen vrij in de ruimte rondom de cel. 

Slide 5 - Diapositive

Sommige stoffen gaan automatisch en zonder moeite door het celmembraan heen. Dit kost de cel geen energie en dit wordt daarom passief transport genoemd. Grote stoffen kunnen niet zomaar door de celmembraan heen, daar heeft de cel transporteiwitten voor nodig. Dit proces kost wel energie en wordt daarom actief transport genoemd. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Hoe noemen we het proces waarbij water zich verplaatst van een lage concentratie naar een hoge concentratie?
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Passief transport

Slide 8 - Quiz

Water gaat altijd van een oplossing met veel opgeloste stoffen naar een oplossing met weinig opgeloste stoffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Waardoor zijn honden slanker dan koeien?
Plantencellen hebben een celwand en zijn doordoor moeilijk fijn te kauwen en te verteren.

Het verteren van voedsel bij planteneters lukt daarom alleen als het lang genoeg in het verteringsstelsel zit. Planteneters hebben een lange darm die opgepropt zit in de buik. 

Dierlijke cellen hebben geen celwand en zijn daardoor makkelijk fijn te kauwen en te verteren.

Doordat er geen celwand aanwezig is is het vlees makkelijker te verteren en is het verteringsstelsel korter. Hond: 



Slide 10 - Diapositive

Energiebalans
E = energie

u = wat het lichaam uitgaat (poep, zweet, urine)
B = bewegen
T = temperatuur
p = groei (nieuwe cellen maken

Slide 11 - Diapositive

11.2 Ademhalen bij dieren en planten

Slide 12 - Diapositive

Hoe ademen insecten?
Insecten zoals vlinders en vliegen hebben geen longen maar: tracheeën. 

Trachee: vertakte buizen in het achterlijf gevuld met lucht. Hierdoor komt er zuurstof bij de cellen. 

Stigma: Hierdoor komt lucht met zuurstof in de trachee en gaat er koolstofdioxide naar buiten 

Slide 13 - Diapositive

Tracheeën
  • Tracheeën zijn luchtbuizen in het lichaam van een insect.
  • Deze luchtbuizen hebben een opening aan de zijkant van het lichaam. Ze vormen een groot oppervlak door het hele lichaam.
  • Deze openingen noemen we stigmata

Slide 14 - Diapositive

Hoe ademen vissen?
Vissen halen zuurstof uit het water met kieuwen.

Een kiew bestaat uit een kieuwboog met daaraan kieuwplaatjes

De wanden van de kieuwplaatjes zijn sterk geplooid en heel dun ze bevatten veel bloedvaatjes. 

Vanaf de kieuwplaatjes stroomt het zuurstofrijke bloed naar alle andere organen.

In de kieuwplaatjes wordt koolstofdioxide vanuit het bloed aan het water afgegeven. 

Slide 15 - Diapositive

Onderdelen kieuwen

Slide 16 - Diapositive

Fotosynthese

Slide 17 - Diapositive

huidmondjes

Slide 18 - Diapositive

Gaswisseling

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

In de kieuwen van een vis vindt gaswisseling plaats door diffusie. Welke uitspraak over diffusie is juist?
A
Bij diffusie stroomt zuurstof van een lage naar een hoge concentratie.
B
Bij diffusie stroomt zuurstof van een hoge naar een lage concentratie
C
Bij diffusie stroomt zuurstof van het bloed in de kieuw naar het water
D
Diffusie vindt plaats in de kieuwboog

Slide 21 - Quiz

welke stof ademt een plant in door middel van diffusie?
A
koolstofdioxide
B
koolstof
C
koolstofdioxide en zuurstof
D
koolstof en zuurstof

Slide 22 - Quiz

11.3 Transport in dieren en planten

Slide 23 - Diapositive

Vervoer in vissen
- Bij vissen vervoert het bloed zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen.

- De bloedsomloop bij vissen is gesloten > bloed stroomt in bloedvaten.

Slide 24 - Diapositive

Verschillende bloedsomlopen
Enkelvoudige bloedsomloop bij vissen: het bloed gaat per omloop één keer door het hart.

Dubbele bloedsomloop bij andere gewervelde dieren: het bloed gaat per omloop twee keer door het hart.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Vervoer in planten
Wortelharen > water en mineralen opnemen.

Houtvaten vervoeren water en mineralen van de wortels naar de bladeren (omHoog).

Bastvaten vervoeren water en voedingsstoffen (o.a. Glucose) naar de wortels en de bloemen (Beneden).

De waterstroom blijft op gang doordat er water via de huidmondjes verdampt.

Slide 27 - Diapositive

Openingen in het lijf van een insect heten:
A
Stigmata
B
Tracheeën
C
Pragmata

Slide 28 - Quiz

Waarom hebben planten zuurstof nodig?
A
Voor te blijven leven
B
Voor energie
C
Voor verbranding van koolstofdioxide
D
Voor verbranding van glucose

Slide 29 - Quiz

Hoe maken planten zelf zuurstof?
A
Diffusie
B
Fotosynthese
C
Osmose
D
Exocytose

Slide 30 - Quiz

11.4 Aanpassingen van dieren en planten tegen hitte en kou

Slide 31 - Diapositive

tegen de kou
isoleren(stilstaande lucht/vet)
dikkere vacht/dikkere verenkleed/dikkere laag vet

winterrust(wel wakker):  bv eekhoorn 
Winterslaap(niet wakker):  bv egel
bij beide : lichaamstemp daalt, hartfreq.en ademhalingsfreq daalt..dus....minder energiegebruik

Slide 32 - Diapositive

Tegen de warmte
Dunnere vacht/verenkleed of vetlaag
via bloedvaten
luchtstroom (wind of zelf maken)
zweten
hijgen
contact met iets koud bv tegels
's nachts actief
schaduw opzoeken

Slide 33 - Diapositive

Huidoppervlakte
klein dier in verhouding meer huid dan de inhoud van zijn lichaam (koelt sneller af)
groot dier minder huid in dan de inhoud van zijn lichaam (koelt minder snel af)

Slide 34 - Diapositive

Egel
Gaat in winterslaap
=
slaapt de hele winter door




De lichaamstemperatuur daalt naar zo'n 5 graden en blijft tijdens de hele winter zo laag.
Eekhoorn
Gaat in winterrust
=
wordt af en toe wakker, als het wat minder koud is in de winter



De lichaamstemperatuur daalt en hoe langer hij in rust is, hoe lager hij wordt. als hij wakker is, gaat de temperatuur weer omhoog.

Slide 35 - Diapositive

Planten in droog milieu
- Weinig huidmondjes
- Huidmondjes aan onderkant blad
- Diep verzonken huidmondjes
- Dikke waslaag op de bladeren
- Behaarde bladeren
- Kleine dikke bladeren of stekels
- Soms wateropslag in stengel
- Sterk ontwikkeld wortelstelsel

Slide 36 - Diapositive

warm en koudbloedig in NL

Slide 37 - Diapositive

koudbloedigen

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive